Uitspraak Raad van State kan verstrekkende gevolgen voor woonboten hebben

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

Door een uitspraak van de Raad van State (RvS) lijken woonboten in het vervolg te moeten voldoen aan het Bouwbesluit. Dit betekent in de praktijk dat bij iedere verbouwing in of aan een woonboot een zogenoemde omgevingsvergunning zou moeten worden aangevraagd. Daarmee vervalt de uitzonderingspositie die woonboten tot dusver hebben ten opzichte van huizen. De uitspraak die woensdag 16 april 2014 werd gepubliceerd heeft niet alleen de Landelijke Woonbotenorganisatie verbijsterd. Ook de gemeente Amsterdam is niet blij en heeft dezelfde dag nog een brief aan het ministerie van binnenlandse zaken gestuurd. Ook voor Groningen kan dit verstrekkende gevolgen hebben.

afstandhouder, stalen trossen, nutsvoorzieningen
Koophandel-2.jpg

Een huisbewoner in Amsterdam had bezwaar gemaakt tegen een verbouwing van een bewoonde zeilboot (in Groningen noemen we dat een tjalk met opbouw) die al sinds 1954 op dezelfde plek ligt. De bezwaarmaker was van mening dat de bootbewoner net als een huisbewoner een omgevingsvergunning had moeten aanvragen. De huisbewoner kreeg gelijk van de rechter in Amsterdam. Daartegen tekenden zowel de bootbewoner als de gemeente Amsterdam beroep aan bij de RvS. De RvS is het eens met de rechtbank dat de bootbewoner een omgevingsvergunning had moeten aanvragen. De RvS vindt namelijk dat de zeilboot eigenlijk beschouwd moet worden als onroerend goed. De boot kan niet meer varen omdat de opbouw zo hoog is dat er niet meer mee gezeild kan worden en er staat ook geen motor in. Verder komt de boot alleen nog voor werfbeurten van de plek af en is de boot geheel ingericht tot woning. Het verbonden zijn aan de wal met een vaste afstandhouder, trossen en nutsvoorzieningen onderstreept volgens de RvS dat de boot dus valt onder de Woningwet en dat het Bouwbesluit (eisen waaraan een gebouw moet voldoen) van toepassing is.


Eric Blaauw van de Landelijke Woonbootorganisatie (LWO) is bang dat zeker 9500 woonschepen in Nederland niet kunnen voldoen aan het Bouwbesluit. Daarmee zouden hun ligplaatsvergunningen onder druk komen te staan en zelfs niks meer waard zijn. Samen met woonbotenadvocaat Cor Goudriaan uit Amsterdam wil hij begin mei zijn zorgen uiten bij minister Blok. Goudriaan heeft met anderen net in het aprilnummer van Praktijk Omgevingsrecht een verhandeling gepubliceerd waarin gesteld wordt dat woonboten buiten de werking van het Bouwbesluit moeten vallen. Hij grijpt onder anderen terug op een besluit van de Tweede Kamer dat in 1991 is genomen bij de intrekking van het overgrote deel van de Wet op de Woonwagens en Woonschepen uit 1918. De Tweede Kamer heeft sinds 1991 herhaaldelijk vastgesteld dat geen (bouw)eisen aan woonschepen mogen worden gesteld. Dit had vooral te maken met de grote verscheidenheid aan woonboten. De Kamer vond het ondoenlijk om daar regels voor op te stellen. Op allerlei manieren is in de wetgeving sindsdien steeds zorgvuldig gezorgd dat woonboten niet als woning konden worden gezien. De ligplaats wordt in de Huisvestingswet wel als woning gezien. De gemeente Amsterdam is ook ongerust. Amsterdam is met ruim 2500 woonboten de grootste ligplaatsenstad van Nederland. Groningen is de tweede stad met 443 officiële ligplaatsen en de vrijhaven, momenteel ruim 60 woonboten. De gemeente Amsterdam werkte in de eigen verordening al met een verbouwingsvergunning. In Groningen kennen we dat niet. Hier moet alleen een nieuwe ligplaatsvergunning aangevraagd worden als de boot van grootte verandert of fors wordt verbouwd.


Groningen

Wat de uitspraak voor Groningen gaat betekenen valt nog te bezien. Afgezien van het gevaar dat Blaauw signaleert, kan de gemeente het streven naar authentieke schepen in de Diepenring schrappen. Voor de meeste authentieke schepen zal het namelijk onmogelijk zijn om aan het bouwbesluit te voldoen. Verder kan de gemeente doordat iedere verbouwing vergunningplichtig wordt, heel veel invloed uitoefenen op het gebruik en het aanzien van woonboten. Voor individuele eigenaren die de eigen boot bewonen kan dat onaangename gevolgen hebben. Waar nu nog vrijheid van bouwen geldt in een boot (je mag zelf weten hoe groot je wc is of waar je de meterkast wilt plaatsen etc. etc.) wordt die afgenomen. Voorts is het niet ondenkbaar dat de milieuwetgeving ook gaat gelden. Dat betekent bijvoorbeeld dat geluidswerende maatregelen of andere milieuvoorschriften nageleefd zullen moeten worden. Voor de bootbewoner in de binnenstad kan dat voordelig zijn. Voor de gemeente een lastig onderwerp en waarschijnlijk een hoge kostenpost.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er ook voordelen aan de uitspraak kunnen zitten. Zo zouden huurders aanspraak kunnen maken op de huurtoeslag zoals die geldt voor huizen en voor woonwagens met een erkende standplaats. Ook zou huurbescherming een gevolg moeten zijn. Tot nu toe kennen huurders van woonboten geen huurbescherming om het simpele feit dat woonboten niet onder de woningwet vallen. En in de Groningse situatie waarin een paar dubieuze verhuurders actief zijn, heeft de gemeente met deze uitspraak een wettig instrument in handen om in sommige gevallen de misstanden in de bootverhuur aan te pakken.

Pieter van de Sande, jurist van de gemeente, heeft laten weten dat de gemeente Groningen in ieder geval contact zal zoeken met de gemeente Amsterdam. Ook is binnen de gemeente inmiddels besloten dat men met een 'aantal betrokkenen' om de tafel gaat zitten om de consequenties van deze uitspraak te bespreken.


Klaas Koetje


Standpunt WCG

Het WCG vindt dat de minister aan zet is. Het huidige Bouwbesluit kan niet zomaar op woonschepen worden toegepast, daarvoor zijn woonschepen te verschillend van gewone huizen. Zolang de wet niet is aangepast kunnen er geen nadere eisen aan woonschepen gesteld worden. De gemeente Groningen doet er verstandig aan om de ontwikkelingen af te wachten.