Intrekking Wet op de Woonwagens en Woonschepen (1918) door de Tweede Kamer in 1991

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

'Op basis van de voormalige Wet op Woonwagens en Woonschepen (Stb. 1918,492) gold tot 1991 het Reglement op woonwagens en woonschepen (Besluit van 28 juli 1919, Stb. 530). Een kopie van dit Reglement is als bijiage 9 bijgevoegd. In dit Reglement werden eisen gesteld aan de inrichting en het gebruik van woonwagens en woonschepen. Zo gold bijvoorbeeld dat een woonschip "in goed onderhouden bruikbaren en soliden staat (moet) zijn (artikel 1 Reglement). Zie ook artikel 2 lid 3 Reglement:

"Het geheel moet steeds in een behoorlijken staat van onderhoud verkeeren;".


Voldeed men aan deze en andere eisen, dan kwam men in aanmerking voor een bewonersvergunning, te verlenen door de Commissaris door de Koningin. In het kader van de vergunningverlening kon in opdracht van de burgemeester, waar de aanvraag om vergunning was ingediend, een "schouw" van de woonwagen of het woonschip plaatsvinden (artikel 6 t/m 8 Reglement).

Bij Besluit van 21 juni 1991 van de Tweede Kamer (Stb. 1991, 395) is voormeld Reglement ingetrokken. In de toelichting op het intrekkingsbesluit is de reden voor de intrekking van het Reglement als volgt verwoord:

"De in de Wet neergelegde criteria waaraan de aanvraag om vergunning wordt getoetst, betreffen onder meer het hebben van voldoende middelen van bestaan en het strafverleden van de bewoners, alsmede eisen ten aanzien van inrichting en gebruik van het woonschip, neergelegd in een algemene maatregel van bestuur. De eisen uit die maatregel zijn momenteel verouderd. Voor de veiligheid en de bewoonbaarheid van het schip hebben zij geen enkele betekenis. Het ware denkbaar geweest dat deze oude eisen door nieuwe zouden zijn vervangen, maar daarvan is uit dereguleringsoogpunt afgezien. Voor bewoners van woonschepen is de verscheidenheid in de uitvoering van de schepen veelal één van de aantrekkelijke aspecten van de woonvorm. Juist die verscheidenheid bemoeilijkt het stellen van eisen die vergelijkbaar zijn met de eisen die vanuit het oogpunt van volkshuisvesting aan woningen worden gesteld. Deze omstandigheid en het gegeven dat woonschepen woonruimte bieden aan een relatief kleine groep van eigenaren/bewoners, maken het niet wenselijk om nieuwe regels voor de inrichting en het gebruik van woonschepen te stellen. Andere regels daarvoor worden door de overheid dan ook niet gesteld, ook niet in andere kaders. Wel kunnen op gemeentelijk niveau regels worden gesteld met betrekking tot ligplaatsen (zie artikel 31 van de Wet).".


De wetgever heeft dus de eisen uit het Reglement op woonwagens en woonschepen afgeschaft en uitdrukkellijk bepaald dat daarvoor in de plaats geen nieuwe regels (mogen) worden gesteld. Regels met betrekking tot de ligplaats zijn wel toegestaan, regels omtrent inrichting en gebruik van het woonschip zelf niet.