Groningen rondt Europa

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

door Katharina van der Velde


Het begint met foto DCS00162

Een 100-jarige houten tweemaster zeilt van Groningen naar Roemenië

Het begon allemaal met een briefje onder de ruitenwisser van Martijn, ergens in november 2007. Het briefje was van Markus, een voormalige buurman uit de Noorderhaven, enige jaren eerder vertrokken naar Roemenië. De twee kwamen weer met elkaar in contact. Markus bleek de eigenaar te zijn van een houten tweemaster van honderd jaar oud. Hij had onderweg van Rostock naar Constanta (Roemenië) boven Ameland zijn reis moeten afbreken: serieuze motorproblemen brachten hem terug naar zijn voormalige woonplaats Groningen. Of Martijn hem kon helpen met de motor en het vinden van een nieuwe bemanning. Er werd een vervangende motor gevonden, het uit- en opnieuw inbouwen kon beginnen. Het schip verplaatste van de Oosterhaven naar de Zweedse haven.


In maart werd ik gebeld. Of ik tijd en zin had mee te gaan het schip naar Roemenië te brengen. De reis zou naar verwachting zo’n drie-vier weken duren en helemaal buitenom gaan: Via het Kanaal over de Golf van Biskaje naar Gibraltar, de hele Middellandse Zee over, via Istanbul en de Zwarte Zee naar Constanta. Daar moest ik wel even over nadenken. Het schip had een paar jaar niet gevaren en zeker bij een houten schip gaat het dan hard achteruit met de conditie van het schip. Het schip was verbouwd voor de Oostzee, wel even iets andere wateren dan waar wij naartoe gingen. En hoe zou het zijn om met een Nederlandse bemanning onder een Roemeense marinekapitein te varen?

Enige tijd later had ik een vergadering van de Werkgroep Noorderhaven aan boord van de Grethe Witting geregeld. Op de terugweg naar huis bleek dat het virus Jacob ook had aangestoken.

De tijd begon voor Markus te dringen, hij moest op 1 mei in Constanta zijn en de motorinbouw wilde maar niet echt lukken. Het aantal mensen dat definitief had toegezegd was ook niet genoeg. Er kwamen steeds weer onwaarschijnlijke problemen naar voren die helemaal geen probleem hadden kunnen zijn en ook nog eens onoplosbaar leken. Er waren twee bijeenkomsten voor belangstellenden om mee te gaan. Allerleiproblemen werden besproken en het was duidelijk dat het niet om een plezierreisje ging maar om een zware tocht waar veel van de deelnemers gevraagd zou worden. Ik had de knoop doorgehakt en zegde toe. We zouden volgende week vertrekken.

Volgende week werd het niet, er werd verder aan de motor gepuzzeld. Er moest echter nog veel meer gebeuren. We vroegen ons allemaal af hoe het mogelijk was geweest dat de vorige ploeg aan de grote oversteek was begonnen. De gehele tuigage werd nagekeken en weer opgetuigd. Dat was al een avontuur op zich want niemand wist hoe het moesten veel moest vervangen worden. Gelukkig was er gedegen materiaal op papier en een volhardende Akke, zonder wie het allemaal niet gelukt was. De hele apotheek werd onder handen genomen door Albert en verder werd zo ongeveer het hele schip op de kop gekeerd. Jacob was met vriend Chiel ingescheept en verzetten bergen werk, net als Martijn die steeds weer opnieuw allerlei onwaarschijnlijke onderdelen moest zien te scoren voor de monteur in de machinekamer. De bemanning begon een serieus probleem te worden, we moesten er 10 hebben om het schip te kunnen varen en dat hadden we nog niet. Ik keek eens vanuit mijn stuurhut naar de overkant en zag een wit zeiljacht liggen aan de overkant. Natuurlijk! Ik overviel Ed met de vraag of hij volgende week mee kon en toen hij de volgende dag bekende dat hij slecht geslapen had wist ik dat ik beet had. Inmiddels was geldschieter Guus uit Roemenië overgekomen en had intrek genomen aan boord. Het opvallendst aan hem was zijn onwaarschijnlijke drankgebruik, waarover nog tot in verre tijden sterke verhalen de ronde zullen blijven doen. Plotseling zou het schip over de Donau moeten varen. Hoe zou het kunnen met een diepgang van 2.70 en een gewenste baggerdiepte van 2 meter op de Donau? Ondertussen wachtten we de komst van de beloofde marinekapitein af. Steeds zouden de papieren bijna geregeld zijn zodat hij de volgende dag kon overvliegen. Twee dagen voor één van de vele geplande vertrekdagen kwam hij definitief niet. Een licht ongeloof maakte zich van ons meester maar helemaal rouwig waren we er niet om. Ik ben toen op internet gaan speuren en warempel meldde zich de volgende dag kapitein Jaap Bel, uit Groningen, om de hoek van de Noorderhaven. Hoe klein is de wereld? Toen ging het ineens snel. De lijst met to do werd nu snel korter, de bemanning begon zich in te schepen en de dag van de proefvaart werd nog maar een keer of twee uitgesteld.


De proefvaart

De trossen gingen los, langzaam draaide het schip en begon vaart te maken. Aan het eind van de Zweedse haven lag een drempel waar het schip alleen met snelheid zonder hulp overheen zou kunnen. Eenmaal over de drempel heen moesten we gelijk vaart minderen en de bocht om. De motor weigerde in zijn achteruit en raakte oververhit zodat Jaap niets anders overbleef dan heel hard het roer omgooien en de motor uitzetten. Voorop was het merkwaardige schouwspel zichtbaar van een snel dichterbij komende oever zonder dat er vaart geminderd werd. We zagen ons al op de kant belanden en even leek het daar ook op. Het schip kwam ver omhoog, draaide net van de wal af, kwam heel schuin te liggen, richtte zich op en zakte toen diep in de modder van de ondiepe oever weg. Wat een prachtige eerste vaart. Op eigen kracht lukte er niets, de rubberboot werd uitgepakt, opgeblazen en twee man staken het kanaal over met een touw. Ook de lier kon niks uitrichten. Er moest een sleepboot bij. Na zwaar ploegen moest er nog maar een –wat grotere- sleepboot bij. Met z’n tweeën ploegden ze diepe voren in het water maar beweging zat er nog niet een beetje in. Tegen de brug even verderop lag een vrachtschip te wachten. Ze zouden vermaakten zich prima met het hun geboden schouwspel. Nadat twee sleepboten niets konden uitrichten had de schipper zin gekregen in een verzetje en kwam aanvaren. Een lijntje ging over maar nog voor dat hij iets had kunnen doen brak de immense houten bolder af. We zetten een tweede bolder op het spel en nu kon de vrachtvaarder een tikkie gas geven. Meer was niet nodig om het 30 m lange diep ingegraven schip los te trekken. Opluchting alom en we vervolgden onze weg na overhandiging van veel dank in de vorm van een fles. De Grethe Witting voer verder naar het Eemskanaal bij de Zwaan en de monteur kon weer aan de slag. Wat een tegenvaller. De koeling bleek een monster van formaat en wilde niet doen wat bij moest doen. Er werd weer een nieuwe vertrekdatum vastgesteld en voor de verandering ook een nieuwe aankomstdatum. 1 Juni was nu het nieuwe streven, een stuk realistischer dan 1 mei nu de eerste week van april al om was. De laatste dag brak aan er was bestemd voor boodschappen. Er werd 750 l drinkwater in pakken aan boord gehesen, we lachten er maar wat om, wie weet zouden we er nog eens heel blij mee zijn, nu was het vooral heel zwaar werk. Halverwege de boodschappenlijst was de dag om en de to do lijst nog niet klaar. De rest zouden we doen in Delfzijl, het sein voor vertrek werd gegeven. De motor werd gestart, nu gingen we echt weg, dachten we er werden weer onoverkomenlijke problemen geconstateerd, het vertrek werd afgebroken. De volgende dag werden er weer met twee auto’s ladingen boodschappen aan boord gebracht. Stuurman Rob stapte als laatste aan boord, hij had het langst gewikt ondanks dat hij al veel werk gedaan had in de machinekamer. Er waren nu 10 mensen aan boord, een zware delegatie bootbewoners uit Groningen had de overhand. Auke en Rob uit het Winschoterdiep, Ed, Jacob, Martijn en ik uit de Noorderhaven, Markus als voormalig Noorderhaven bewoner, Jaap van de oever van de A, Chiel uit Assen en Marcel uit Vries, een voormalig binnenvaartschipper. Het was vrijdag 11 april 18.00 uur, het sein werd gegeven, de trossen gingen los en Groningen werd verlaten met bestemming Delfzijl.


De eerste etappe van Delfzijl naar Lissabon

Bestand:GRE-ZeesluisDelfzijl.JPG
De zeesluizen van Delfzijl
De volgende ochtend vroeg ging ieder weer hard aan de slag alles zeevast te zetten. Om 17.00 vertrokken we nu echt uit Delfzijl. Uitgezwaaid door René, de enige die echt alle keren klaar stond om ons voor de zoveelste laatste keer uit te zwaaien. Voor het eerst werden de zeilen gehesen. Dat was een spannend karwei, Jaap moest echt uitvinden hoe het moest. Geen wonder met zo’n zware ingewikkelde tuigage. Voor iedereen die nog geen idee had waarom het een traineeship was, was het nu wel duidelijk. We hadden alle hens aan dek nodig om het zware zeil te hijsen. Met drie man hingen we aan een touw, de lier werd met drie man bemand en verder moesten de kraanlijnen, die de gaffel in bedwang hielden, bediend worden. Er stond een straf windje, 5, wat het hele experiment er niet gemakkelijker op maakte en de ondergaande zon zette zijn stempel op de stemming. Alles lukte, de zeilen stonden toen de zon voor de eerste keer onder ging, een fantastisch gevoel. Nu werd het kouder. De wachten werden ingedeeld. Rob kreeg Jacob, Chiel, Auke en Markus als team en Jaap was met Ed, Marcel en mij. Martijn werd kok en draaide niet in een team mee.

De eerste nacht: spannend, koud, in een onmogelijk zeilpak waarin je je een michelinmannetje voelt. Een unheimisch gevoel maakt zich van me meester. Vanaf nu is de zee de baas, geen vaste wal meer voor een eindeloos lange periode en het onverbiddelijke ritme van 4 uur op 4 uur af. Ik werd misselijk, zeeziek noemen ze dat. Het schip biedt buiten op dek geen beschutting, er is geen stuurhut waarin je uit de wind kunt zitten. Naar binnen wil ik ook niet tijdens mijn wacht. Ik zet me klem op het dek in het gangpad en wacht de uren af. Ik weet dat het voorbij gaat, deze zeeziekte, het duurt ongeveer anderhalve dag, dan ben ik er vanaf. Maar tot het zover is moet ik nog wel even afzien. Van nut ben ik i.i.g. niet. Na de wacht donder ik mijn bed in en probeer te slapen. Dat is niet makkelijk op het harde matras waar ik gedurende de hele reis nooit langer dan 6 uur achter elkaar op zal kunnen slapen. Nu moet ik wennen aan de bewegingen van het schip, de geluiden en het idee dat het zo meteen alweer 8.00 uur is en ik eruit zal moeten. Mijn ritme voor de komende tijd is van 0.00 uur tot 4.00 wacht, dan van 8.00 tot 12.00 wacht en van 16.00 tot 20.00 wacht. Het lukt wat te slapen en het lukt zelfs wakker te worden als ik om 7.45 gewekt wordt. Het gaat weer wat beter met de zeeziekte maar het houdt nog niet over, een klein klusjes en ik hou het voor gezien. Om 12 uur donder ik weer mijn bed in en probeer weer te slapen. Ik vraag me af of ik hieraan ga wennen en zo nee waarom niet. Wat is er anders dan aan boord van mijn eigen schip slapen op zee?

Bestand:DSC00096.JPG
De eerste keer de zeilen hijsen vlak voor de schemering

Drie uur later wordt ik weer gewekt. "Goeiemorgen" begroet iedereen elkaar en dat midden op de dag. Toch voelt het inderdaad alsof ik weer een nieuwe dag begin, eentje die vier uur duurt. In de langzaam donker wordende schemering varen we langs de vele olieplatforms. Nooit gedacht dat het er zovéél waren. Ineens verschijnt er een donkere vorm schuin voor ons. Het komt dichterbij, de contouren worden duidelijker in de dunne mist. Er ontwaard zich een houten 3-master, een heel hoog schip. Geruisloos glijdt het dichterbij, het lijkt wel alsof het veel stiller is ineens. Beelden van de Vliegende Hollander dringen zich aan ons op zo spookachtig ziet het donkere schip eruit. We zien niemand aan boord, terwijl we toch vrij dichtbij zijn. Hij vaart voor ons langs, even lijkt het een echt schip te worden maar voordat we het goed kunnen zien wordt de afstand alweer groter en verdwijnt het in de mist. Om 19.30 wordt de volgende ploeg gewekt. We eten zoveel mogelijk gezamenlijk ca. om 20.00 en dan gaat onze wacht naar bed. Het blijkt dat er eigenlijk twee groepjes aan boord zijn die elkaar maar nauwelijks zien, alleen bij de wisseling van de wacht en tijdens het eten. Er heerst een heel andere stemming in de twee groepjes waar we soms met wat verwondering naar kijken. Zo dicht op elkaar en toch zo naast elkaar. Het is echt nodig drie keer per dag te slapen. Zonder dat redt je het niet. Je merkt het gelijk als je een keer wat korter geslapen hebt. En je moet slapen, slapen zodra je kan. We varen rond Nederland, dan verschijnt Engeland aan stuurboord. We hebben de wind voorspoedig in de zeilen. Een paar uur valt hij weg maar komt weer terug. De regen komt maar gaat ook weer weg, plaagt de ene ploeg erger dan de andere. We leren het hijsen van het zeil beter kennen. De tweede keer gaat al beter dan de eerste en de volgende keer weer beter. We doen het wel met alle hens aan dek. Als het niet tijdens de wisseling van de wacht kan wordt de andere ploeg uit bed geroepen. Snel aankleden, naar boven en dan zeker anderhalf uur zwaar aan de touwen hijsen. Veel zin heeft het niet daarna weer naar bed te gaan. Het zijn er nogal wat al die zeilen. Het grootzeil is echt een killer. Met een beetje zeegang gaat de enorme gaffel als een dolle te keer en de lier is een gevaarlijk apparaat waar je goed moet opletten wat je doet. Veel moeite hebben we ook met de kluiver. Die wordt vliegend gehesen en zit dan altijd gedraaid, hoe zorgvuldig alles ook is klaargelegd. Dan kan het zware katoenen doek weer naar beneden en binnenboord gesjord voordat er opnieuw gehesen kan worden. We worden wel steeds beter en op een nacht als de wind weer aantrekt en het andere team net ligt te slapen besluiten we dat we het met zijn vieren kunnen. Eerst slipt het touw op de lier, Marcel kan net op tijd zijn hand loslaten. Daarna gaat het goed, het zeil staat en we vinden onszelf heel wat. Ramsgate komt in beeld en later Dover. We varen er dicht langs in het donker. De krijtrotsen zijn verlicht van de haven en geven een spectaculair gezicht. Er is heel wat scheepvaart. We zijn voortdurend alert maar er gebeurt niets. Op dat gebied tenminste. Want verder gebeurt er heel veel. Er is vrijwel voortdurend iemand in de machinekamer om allerlei problemen op te lossen. De koeling blijft zich zelfstandig gedragen en wordt veel olie verloren. Dagen blijft het een raadsel waar al die olie blijft. Alles wordt afgespeurd, steeds wordt er nieuwe bijgevuld totdat Markus de ingeving krijgt dat de peilstok er op twee manieren in kan. Ook een voortdurend punt van aandacht in het water wat naar binnen loopt. Met een gestaag tempo drukt het door de kieren heen. Dat hoort zo bij een houten gebreeuwd schip. Maar het hoort ook minder te worden als de kieren zich vol zuigen door de beweging van het varen maar dat is niet zo. Gemeten wordt er hoeveel de pomp uitspuugt en hoe vaak hij aanslaat. Minder wordt het niet. De Grethe Witting rondt de zuidoost punt van Engeland en de koers wordt verlegd. We varen nu naar het westen. De 0 meridiaan komt dichterbij. We staan erbij te kijken hoe het nul wordt op de GPS en hoe we nu op westerlengte varen. Het weer begint een rol te spelen nu de golf van Biskaje naderbij komt. Er moet een strategie bepaald worden. Er komeneen aantal depressies uit het oosten die onder de kust van Engeland doortrekken en dan afbuigen naar het zuiden. Precies de route die wij varen. Ze zouden ons mooi voor zich uit kunnen duwen. Dat betekent wel dat we dan in een keer door moeten varen en niet meer in zuidwest Engeland een haven aan kunnen lopen. Daar zou Auke van boord stappen. Gelukkig bleek het niet zo moeilijk om Auke over te halen mee te varen naar Lissabon. Op 16 april 15.00 hadden we het laatste puntje land in zicht – gepaard gaand met veel laatste telefoontjes- en verlegden we de koers weer. De wind trok flink aan. Onder Engeland hadden we al een stevig wind gehad maar nu kwam er zwaar weer aan. Alles werd stormvast gezet. Glazen in dozen, voorraadkisten vastgesjord, het zeil gereefd, de scharnieren van de afwateringsluiken gesmeerd en net zolang opengetrapt tot ze weerstandsloos open gingen.

Hier komt ook een foto, DCS 00137 !!!!

Toen we met alles klaar waren ging het los, de wind. Hard kwam ze vanachter binnen en joeg de golven hoog op, steeds hoger. Daar ging de Grethe Witting, ze deed het! Ze deed het goed, ze lag goed op de golven. Je zou bijna denken dat ze er zin in had. De golven werden hoger en hoger. De giek zwaaide dieper en dieper over boord. Het was wachten op de eerste giekdip en die kwam, er volgden er meer. Het hele gangboord werd schoongespoeld. Tegen die tijd zat iedereen aan dek in een veiligheidsharnas, vastgeklonken aan staalkabels. Nog een extra handicap erbij. We hebben zo’n windkracht 8 tot 9 met uitschieters. ’s Avonds hebben we pas om 21.30 eten wat ons een flinke slaapachterstand oplevert. De windrichting draait en daarmee veranderen de golven. Er wordt een fascinerend schouwspel zichtbaar van golven die uit twee richtingen komen en elkaar kruisen. Daardoor ontstaan er ineens grote bulten en diepe dalen. De Grethe Witting slingert nu nog zwaarder heen en weer. Alles kost veel meer moeite omdat je minimaal één hand nodig hebt om jezelf vast te houden en één hand om datgene wat je wilt doen vast te houden. Kom je nog een hand te kort om datgene te doen wat je eigenlijk wilt. De mannen in de machinekamer hebben het zwaar, niet in het minst omdat het er ook nog eens moordend heet is. Martijn heeft ook heel wat te stellen in de keuken waar de pannen hem om de oren vliegen. Het wordt nu wel heel duidelijk dat het schip op de Oostzee is ingericht. Geen opstaande lijstjes bij aanrecht en tafels, zodat alles wat daar ligt er met dezelfde vaart weer afgezwaaid wordt, alleen kleine slingerplankjes voor slechts de helft van het aantal bedden, zodat er steeds uitgewisseld moet worden. De bovenste bedden zijn beduidend smaller dan de onderste zodat Ed en Chiel zich goed aan hun bed moeten vasthouden in hun slaap. De vermoeidheid slaat toe bij iedereen maar zeeziekte blijft achterwege, iedereen is ingeslingerd. Martijn klaagt over een nieuw soort zeeziekte. Hij is niet misselijk maar kan niet accepteren dat de omstandigheden bepalen wat hij moet doen. Hij wil in opstand komen, het schip ‘s nachts stil leggen maar de zee wint. De zee wint altijd. We zijn er met z’n allen aan overgeleverd en dat wordt ons des te duidelijker in de Golf. Geen land te zien 4 etmalen lang, we moeten door, iets anders is er niet. Gelukkig zien we wel regelmatig schepen. Ze varen allemaal op dezelfde route en we kunnen ze zo nu en dan een weerbericht vragen. Na twee dagen komt er geleidelijk aan minder wind maar de golven blijven. Er is ergens anders een andere windrichting zodat nu de golven van drie kanten komen. Als de wind weer normale proporties heeft aangenomen wil Jaap het rif uit het zeil halen. Na beraad besluiten we dat we dit met zijn vieren kunnen. Ook dit keer slipt de lier en weer is het Marcel die op tijd het touw kan loslaten. Ed stuurt en ik sta bij de kraanlijn van het puntje van de gaffel. Het duurt lang en we zwaaien zwaar heen en weer op de golven. De gaffel krijgt door het zakken van het zeil vrij spel en ik kan alleen het touw niet innemen. De enorme boom zwaait vervaarlijk heen en weer, iedere keer geeft het een moordende klap aan de tuigage. Dan gaat het zeil weer omhoog. Als het boven is brandt het stoppertouw van het grootzijl los waardoor die weer een heel eind naar beneden zakt. De gaffel gaat weer te keer. De touwen zijn lang aan zwiepen als een dolle. Als iemand beklemd raakt is het gebeurt met diegene zoveel kracht staat erop. Eerst dreigt het trapluik afgescheurd te worden, ik duik weg achter de opbouw. Dan komt het touw weer los en slaat zich vast om de scheepsbel. We kijken er allemaal secondenlang naar en dan slaat het schip om op een golf, de gaffel slaat mee om en daar gaat de bel. Ik spring naar voren, weg uit de baan van het omhoogvliegende hengsel. Uit mijn ooghoek zie ik de bel tot halverwege het grootzeil geslingerd worden, dan glijdt ze langs het zeil weer omlaag, wordt door de giek nog even opgewipt en verdwijnt dan overboord, het 3000 m diepe water in. We laten het zeil zakken, het is tijd om de andere ploeg te gaan wekken. Ze treffen een aangeslagen ploeg op dek aan, het is duidelijk van onze gezichten af te lezen. Met z’n allen wordt nu het zeil voorspoedig gehesen maar met de lier is het mis. De spoed loopt eraf. We hebben ondanks alles veel geluk gehad. Weer een reparatie erbij. Is er eigenlijk al eens een dag voorbij gegaan dat er niet iets gerepareerd is? Water is op rantsoen. Zeker nu we Zuid-Engeland voorbij gevaren zijn zonder te bunkeren let iedereen op. Geen douche, waarom zou je je wassen. Vergeet de wasmachine aan boord en accepteer dat het water waarmee we in deze fase van de reis koffie en thee zetten bruin van kleur en smaak is.

Twee dagen wachten we nu op een opstekende wind. Ieder weerbericht belooft ons binnen een paar uur wind maar het blijft blad stil, grijs weer, de zon kan er niet doorheen breken. Van de golven zijn we echter nog niet af. Na 4 etmalen zien we weer land, Cap Finisterre. We varen nu langs de Spaanse kunst, langs een eilendengroep, We spotten een groep grienden en dan bereiken we Lissabon. Iedereen is geweldig opgelucht. Het zwaarste stuk zit erop en we blijven zowaar twee dagen in de haven. We genieten optimaal van het vasteland en het even weer normale ritme. In Lissabon besteden we een dag aan onderhoud van het schip. Onder andere wordt de verstaging aangespannen, een historisch verantwoorde klus. Ik spring overboord om een stuk touw uit de schroefas te snijden.


Van Lissabon naar Malta

Auke gaat van boord, we gaan met 9 personen verder. De ploegjes worden een beetje door elkaar gehusseld. De komende trip is lang zo zwaar niet, het duurt maar 2 ½ etmaal, een peuleschil. Jacob en Chiel zijn echter volledig ontregeld nu ze niet meer bij elkaar in de ploeg zitten, de twee zijn onafscheidelijk. We zien dolfijnen en we leggen een keer het schip stil om middenin de oceaan te kunnen zwemmen. Gibraltar wordt bereikt. Het is een indrukwekkende landtong, zo’n hoge steile bult die uit het niets omhoog puilt met daarachter de Middellandse Zee. Vlakbij is Afrika. Er komt een nieuw bemanningslid aan boord, Maarten. De volgende dag worden we de haven uitgestuurd en gaat het verder eindelijk de Middellanse Zee op. De wind is goed, onder vol tuig varen we langs de Apenrots en zien we de besneeuwde bergtoppen van de Sierra Nevada. ’s Nachts zien we dolfijnen langszij komen. Ze komen vlakbij. Dan wordt de wind minder en wispelturiger. We strijken de zeilen. Als ik weer aan mijn wacht begin blijkt de kluiverboom gescheurd. Hij was al vaker probleemloos gedipt maar deze keer niet. De scheur zit ongeveer halverwege. We halen de boom in. Zo kunnen we niet meer de kluiver zetten en dat is een groot zeil, het maakt zeker een knoop uit. Dan begint het wat te gonzen rond de peilstok van de dieseltank. Er wordt regelmatig gepeild zodat nu vastgesteld wordt dat het ineens veel sneller gaat met de diesel. We verliezen niks. Het raadsel wordt opgelost als de tank wordt opgemeten: de tank loopt taps toe van onder. Tot overmaat van ramp is de wind gedraaid, hij komt nu uit het oosten, als hij er al is. Het zeil gaat omhoog en omlaag, bij het geringste zuchtje gaat het weer omhoog en kan de volgende ploeg het zeil weer stijken omdat het loos alarm was. We vorderen nauwelijks: door de oostelijke wind buigen we eerst af naar het zuiden, dan meer naar het noorden. We zetten zelfs kruisjes op de kaart die de verkeerde kant opgaan. Het moreel zakt, de motor moet eraan te pas komen. We besluiten naar Algerije te varen om daar te tanken ook al staat Algiers niet bepaalt als gastvrij in onze almanak. Dat blijkt. We krijgen geen antwoord op de vraag of we de haven in kunnen en varen door naar Bejaia, een stadje in het oosten van Algerije. Het wordt een bijzonder schouwspel. We mogen niet van het haventerrein af, Algerijnen mogen niet bij ons aan boord. Nadat we water getankt hebben moeten we naar de visserhaven. De vissers kijken hun ogen uit, net als wij. Het is wederzijds aapjes kijken met een lach en een gebaar. We wachten op proviand en al die tijd staan de vissers rijendik ons aan te gapen. We gaan toch aan land –hoe illegaal is het? – en kijken bij de kleine hutjes waar de vissers wonen. ‘Er komen hier regelmatig zulke schepen’ wist iemand ons te vertellen, ‘vorig jaar was hier een Duits schip’. Zo zie je maar, er is altijd wat te doen in Bejaia. Na 5 uur varen we weer verder, zonder de zo gewenste nacht in een haven en een normale nachtrust. De volgende dag vangt Jaap een tonijn, waar we direct een dikke lunch van maken. Vier uur later slaat Ed er nog een aan de haak. Goede aanvulling op het menu! Regelmatig zien we dolfijnen langskomen, om de dag krijgen we zeker bezoek. De ene keer lang en zijn ze echt nieuwsgierig, de andere keer blijven ze op afstand en halen ze ons alleenmaar in. Dit keer zwemmen ze ons precies voor de boeg, ze hebben er plezier in om zo dicht mogelijk voor het puntje van de boeg te laveren en maken mooie capriolen. Ze springen soms wel met 5 tegelijk synchroon. ‘s Middags is een echte topper. Als we dolfijnen zien leggen we de boot stil en gaan we zwemmen. De dolfijnen zijn nieuwsgierig en zwemmen rond de boot. Op een gegeven moment heb ik ze zelfs vlak onder me. Als we doorvaren krijgen we een langdurig schouwspel van dolfijnen die zich ver opwerpen en draaien, ver van ons af, zilveren schitteringen aan de horizon. Ze kunnen er geen genoeg van krijgen.

De knop is om, er wordt niet meer bij ieder zuchtje wind de zeilen gehesen. We varen op de motor tot het echt waait, pas dan gaat er weer een zeil de hoogte in. Jammer voor Jaap, als de motor loopt slaapt hij niet in zijn hut maar in het verblijfsruim op de bank. Ondertussen zijn we al tijden bezig de tuigage te herstellen. Het heeft echt te lijden van de lange reis. Maarten, Rob en Chiel klimmen het wand in om reparaties hoog boven dek uit te voeren. Zoals er eerst veel in de machinekamer te doen was verschuift nu de aandacht naar boven. Op een gegeven moment vallen er steeds koperen borgplaatjes uit de blokken op het dek als een geheimzinnige regen. Gelukkig vinden en herstellen we ze voordat ze uit elkaar vallen. De generator blijft een zorgenkindje. Voortdurend moeten er weer nieuwe manieren gevonden worden om het ding aan de praat te krijgen. Vrij essentieel als je bedankt dat het nodig is voor de bilgepomp. Die slaat steeds vaker aan en blijft langer doorlopen. Hij blijft het doen en daar mogen we met z’n allen heel blij om zijn. Ondertussen hebben we een nieuwe stuurman. Marcel heeft het stokje van Rob overgenomen. We koersen af op Malta in de verwachting dat we daar hout kunnen kopen voor de kluiverboom. Dat is ook zo en twee dagen zijn Jaap en Marcel hard aan het werk om de kluiverboom te herstellen. Ik grijp mijn kans en boek een dagje duiken. Dan blijkt de wind helemaal uit de verkeerde hoek te komen en we stellen het vertrek uit. Dat biedt ons te kans om naar een illegale afterparty te gaan. Alleen al het vinden is moeilijk, telefonisch krijgen we vage instructies die de taxichauffeur niet begrijpt en wij nog minder. Dan bereiken we de bijzondere locatie met een wijds uitzicht over de zee. Het wordt een heel vaag feest maar ik heb m’n lol als ik lekker sta te dansen. De volgende avond gaan we met z’n allen uit eten en dan blijkt dat er zich toch het een en ander aan spanningen opbouwt onderweg. Die komen tot uiting en Markus trekt zijn conclusies. Hij vertrekt naar Constanta om vanaf daar de organisatorische kant van de reis beter te kunnen regelen.


Dwars door Griekenland

Na 5 dagen varen we weer uit met nieuwe voorraden proviand. De wind is zo goed als weg maar blijft uit het oosten waaien, geen zeilweer, het gaat op de motor. Jammer voor ons maar het de reis wordt er veel rustiger van. Geen zware hijsexersities meer, in plaats daarvan komt het nieuwe gebruik na de wacht ’s middags een biertje op dek te drinken. En een nieuwe fase in het reparatiewerk breekt aan. Nu is het persoonlijke comfort aan de beurt. We krijgen te maken met serieuze stank uit de badkamer. Niet dat die in het begin fris was. Het is meer zo dat het nu niet meer te harden is. De brandslang gaat erop, de vuilwatertank wordt schoongespoeld. Het helpt, een paar dagen, dan komt het weer terug, in verhevigde mate. Het noopt ons ertoe de ene badkamer die in gebruik was als voorraadhok in gebruik te nemen als badkamer en de andere voorraadhok te maken. Het blijft ons de rest van de reis achtervolgen. De andere WC blijkt een drama. Tot het eind van de reis zullen we de pomp blijven vervangen, repareren en meer details wil je er niet over lezen. Gelukkig is een krant geurloos. Het heeft ook tot gevolg dat de gootsteen in de keuken nu in een jerrycan loost, die we nu handmatig moeten legen, de steile trap omhoog. We varen nu in Griekenland. Het is nu al een hele tijd mooi weer en we besluiten dat de koelkast is overleden nu de temperatuur in de koelkast hoger is dan daarbuiten. Gelukkig blijft de vriezer het redelijk doen. Het is niet ver naar het eerste Griekse eiland Serifos. In een ruime baai gaan we voor anker. Ik zwem naar de wal met een lang touw als extra beveiliging en sta op precies dezelfde plek als waar ik 10 jaar geleden ook aan wal klom. Het is een vreemde gewaarwording, zoveel baaien als er zijn en dan precies dezelfde baai als op een eerdere reis aandoen. Ik geef het toe, ik zal het die avond nog vaak herhalen van die 10 jaar. We gaan uit eten op het strand. Het is de enige en een eenvoudige uitspanning maar het eten overtreft al onze verwachtingen. Het wordt een bijzondere avond en eindelijk krijgen we een beetje vakantiegevoel. De volgende dag gaat het weet verder en we passeren meerdere eilanden. Het varen is nu heel anders dan op de open zeeën waar maar af en toe een lichtje opduikt of meestal helemaal niks. Nu moeten we echt kaart lezen en bepalen of we stuurboord of bakboord aan een lichtje voorbij gaan.

Het volgende eiland is Khios waar we boodschappen doen voor de langbeloofde BBQ. Als we weer weg willen varen staat er een vriendelijk briesje. We hijsen de zeilen om onder vol tuig zonder motor de haven uit de varen. We krijgen veel belangstelling van de naastgelegen terrasjes. Zelf zijn we er ook heel enthousiast over. Het vergt het nodige gelaveer. Zeil innemen, weer uit, weer in en zo de ruime haven uit. Dit wordt ons laatste tochtje op de zeilen, zoveel is duidelijk. Verder varen we tussen Turkije en Griekenland door. We varen het eiland waar we wilden barbecueën voorbij en varen de hele nacht op zeil. We kiezen een nieuw eiland en belanden op een steile rotskust van Limnos. We vinden toch een geschikte plek en voldoende hout en weer slaat het vakantiegevoel toe. Het wordt een gezellige avond met geit of was het toch schaap?


Istanbul zien en dan...

De volgende dag bereiken we de Dardanellen. ’s Nachts varen we over de Marmarazee en dan bereiken we Istanbul. We mogen geen haven in, we moeten ankeren. Voor we aan land mogen moeten er allerlei formaliteiten afgehandeld worden en daar doen de Turken niet al te gemakzuchtig mee. Het wordt een lange dag wachten terwijl de stad naar ons lonkt. Pas de volgende dag kunnen we aan land en dat is nog helemaal niet gemakkelijk met 9 mensen want we hebben maar een klein lek rubberbootje en de buitenboordmotor blijkt onherstelbaar kapot. Het wordt roeien met een peddel een plank en heen en weer varen om iedereen op te halen. Het is lastig met terugkomen en tijden afspreken. Istanbul maakt echter alle ellende goed. Wat een stad. We bezoeken het Europese deel met de Blauwe Moskee, Aya Sofia, de beroemde souk en het Aziatische deel wat weer heel anders is. We eten op de Galatabrug. 3 dagen blijven we er, menigeen van ons heeft zich voorgenomen nog eens terug te keren. Wij varen door de Bosporus met links Europa en rechts Azië. Meer dan een breed kanaal is het niet met hoge oevers, we varen onder de beide bruggen door die de twee continenten met elkaar verbinden en bereiken eindelijk de Zwarte Zee als laatste deel van de reis. De bemanning is moe, is er helemaal klaar mee. Het laatste stuk is afzien, we tellen de uren. De Zwarte Zee is allesbehalve zwart. Het heeft een heel merkwaardige turkoois blauwe kleur en is melkachtig, volstrekt ondoorzichtig. Daarnaast heeft het ook nog een heel onprettige korte golfslag die ons recht van voren raakt zodat er veel water over het dek slaat. Dat houten dek is ondertussen best uitgedroogd en het water gutst naar binnen. Ed zijn bed is zeiknat en ook Marcel, Chiel en Jacob houden het niet droog. Ik evenmin maar het is nog niet zo erg bij mij. Degenen zonder dekluik prijzen zich voor het eerst gelukkig. We treffen voorbereidingen voor het einde van de reis, kleren wassen. Tassen pakken. Dan komt er een telefoontje van Markus. Onze eindbestemming is niet meer Constanta maar Mangalia. Dat blijkt een paar uurtjes dichterbij te zijn waardoor het lang verwachte einde er ineens is. Op 27 mei om 14.00 varen we de troosteloze haven in. Groot, industrie en marine en dan valt de motor uit op het moment dat we de kant naderen. Hij springt ook snel weer aan zodat er niets gebeurt. We hebben de bodem van de dieseltank bereikt. Na de formaliteiten varen we de gloednieuwe jachthaven in. Hij is die dag in gebruik genomen en nog bijna helemaal leeg.

De reis is volbracht, vijf weken hebben we op zee gezeten. We eten ’s avonds nog een keer samen en dan is het gebeurd. De volgende ochtend vertrekken de meesten naar Boedapest. Ik besluit nog even in Roemenië te blijven om te zien waar ik nu zo lang naartoe gereisd ben voordat het vliegtuig mij ook naar Brussel brengt.