Feuilleton: De Waterlijn afl. 8

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

Bootbewoner Friso, een Van Vollenhoven en daarmee rechtstreeks gelieerd aan het Koninklijk Huis, wandelt op een zondag door Groningen waar hij op een boot woont. De vergaande voorbereidingen die hij met neef Alex heeft getroffen om Nederland een ander aanzien te geven dreigden averij op te lopen. Dankzij zware druk op premier Kok om de verloving tussen Maxima en Alex eindelijk wereldkundig te maken zijn allerlei rampscenario’s weer opgeborgen en heeft hij na een uitbundig feestje de hoofdpijn weer onder controle.

Op de hoek van de Noorderhaven, in de luwte van het voormalig havenkantoor, hield Friso de pas in. Aan de andere kant van de Plantsoenbrug begon het Reitdiep dat z’n oorspronkelijke rivierloop alleen nog buiten de stad, in de buurt van Schouwerzijl had weten te behouden, ver voorbij het verschrikkelijke café in Garnwerd dat regelmatig werd gefrequenteerd door melancholici en andere terroristen van de nostalgie. Voor het overige was het Reitdiep een grotendeels gekanaliseerde waterweg die zeker vanaf deze plek slechts de stedelijke contouren bepaalde. Als zovaak stond de cultuurhistorische, de ecologische, de nautische…..ach geen waarde of hij werd wel genoemd in een discussie. Altijd was er wel weer een belangengroep of zelfs een belangeneenling die iets te berde bracht waarom een verandering vooral niet mocht plaatsvinden.

Dit deel van het Reitdiep was woest, en terecht. Vanaf de Dorkwerdersluis stroomde het water de verkeerde kant op. Gedwongen om tegen de natuurlijke loop in naar de stad te kolken en zich links- en rechtsdraaiend rond de binnenstad te mengen met het water dat vanuit Drenthe via de Zuiderhaven en het Eemskanaal naar het Wad stroomde, moest de voormalige benedenloop van de Hunze wel alle kenmerken van krankzinnigheid doen opspatten. De vrije loop was al sinds 1876 met de sluis bij Zoutkamp tot staan gebracht. Dat met de sluis in Dorkwerd zelfs de teruggang was afgedwongen leek alle bewoners van dat kanaalvak, zoals dat in gemeentelijk en woonschepenlijk jargon werd genoemd, tot in het diepst van de ziel te hebben doordrenkt. Water dat stroomopwaarts gaat, dat moest wel tot ongelukken leiden.

Vooralsnog beperkten de ongelukken zich tot nukkige discussies tussen buren die elkaar betwistten op het recht om afscheid te nemen van een stalen fundament en zich te vestigen op een drijvende betonnen bak. Ware Friso een deelnemer in deze discussies, hij zou zich veel zorgvuldiger hebben moeten uitdrukken. Het was, als je het in christelijke termen wilde beschrijven, en dat was niet eens zo’n vreemd idee aan de Hofstede De Grootkade, een strijd tussen Noachisten en Jezuïeten. De aanhangers van arken tegen de aanhangers van schepen. De vaste burcht is onze god of de schipper aan de zijde van god. Zelfs voor de triviale woordenwisselingen die zich op de woelige baren van een voormalig, tegendraads stromend riviertje voordeden, bood de bijbel weer een rijke bron van teksten voor een ouderwetse broedertwist. Als Petrus Hofstede De Groot nog zou leven had hij ongetwijfeld de conclusie getrokken dat de geschiedenis zich op een verpletterende manier herhaalt. Hij had met zijn medestudent Hendrik de Cock, die hem later opvolgde als dominee in Ulrum een soortgelijke richtingenstrijd uitgevochten. Nu, bijna tweehonderd jaar later waren de nazaten tot het inzicht gekomen dat de Samen-Op-Weg-Kerk misschien toch een betere manier van geloofsbeleving was dan elkaar te vuur en te zwaard bestrijden. Kennelijk had iedere geloofsrichting z’n eigen scheuringen nodig en moesten er slachtoffers vallen voordat de neuzen weer een richting opgingen.

De voortekenen voor het samenleven op het water waren onheilspellend. Het was de laatste maanden wel gebleken dat het eenvoudiger was een land bij elkaar te houden dan een handjevol woonschippers. Het had wat overredingskracht gekost om Kok te bewegen de verloving van Alex en Maxima aan te kondigen maar dat was dan uiteindelijk toch gelukt. Friso had in de afgelopen tijd afwisselend in Buenos Aires, Rio de Janeiro, New York en Den Haag gezeten om alle plooien glad te strijken. En gelukkig was hij erin geslaagd buiten beeld te blijven. Alle ogen waren gericht op Kok, Van der Stoel en Baud. Het was ook wat met die politici. Die moest je alles voorkauwen. Niets konden ze zelf bedenken. Het maakte niet uit of dat nou ging om staatszaken of stadszaken. Altijd belandde je in cafés waar onder het genot van een kopje koffie of een fikse borrel zaken beklonken werden. Hij begon er een hekel aan te krijgen. En Alex hield zijn hoofd er ook niet bij. Die was goddorie het grote doel van de royale revolutie ook al uit het oog verloren. Verliefd zijn was een ding maar jezelf op de koudste dag van het jaar wagen aan een rondje schaatsen op een paleisvijver om je aanstaande verloofde ten huwelijk te vragen zonder dat alle voorwaarden zorgvuldig waren afgewerkt, dat grensde al evenzeer aan krankzinnigheid. Kennelijk maakte het niet zoveel uit of water de verkeerde kant opstroomde of bevroren was. Op de een of andere manier was water een essentiële voorwaarde voor het ontstaan van krankzinnigheid. Hij kon er wel een boek over schrijven.

Het café was nog dicht. Dat was maar goed ook. Een slok drank zo vroeg in de middag, al was het zondag, zou funest werken op zijn fysieke gesteldheid. Bovendien was zijn humeur nooit bestand geweest tegen welk percentage alcohol dan ook, genuttigd voor tien uur ’s avonds. Dit was echt een dag om in religieuze rust te doden. Zo’n dag dat mensen in het bos gaan wandelen, of met hun kleine kutkeffertjes rond de vijvers in het plantsoen paraderen. Friso ging op de kademuur zitten. Het bestaan was een ondraaglijk lijden. Hij begreep de motivatie van lieden als Zorreguieta wel. Als mensen je niet bevallen, ruim je ze op als ziek vee. Spuitje, afvoeren, vergassen, laten verdwijnen. Wat maakt het allemaal uit. Als je in een luchtballon wilt vliegen dan moet je de ballast overboord gooien. Zijn persoonlijke dodenlijst begon steeds langer te worden. De volgorde van de lijst was wel aan verandering onderhevig. Deels had dat te maken met tanende schroom om de lust tot moord te erkennen zodat het lijstje met het klimmen der jaren steeds sneller begon te groeien. Voor een ander deel had dat te maken met de last die hij ondervond van degene die op het lijstje voorkwam. De meesten kwamen vanuit het niets op de eerste plaats en zakten dan langzaam op de wachtlijst. Een enkeling klom gestaag naar de voorkeurslijst en bevond zich, onwetend waarschijnlijk, in de gevarenzone. Dat waren uitzonderingen. Die stapelden als het ware een dossier van halszaken bij elkaar dat de urgentie van een spoedige voltrekking van het vonnis alleen maar verhoogde. Friso had het lijstje verbrand tijdens een barbecue. De heksenjacht van dat Middeleeuwse land aan de overkant van de oceaan waar de fantasie zo gering is dat een vader zijn zoon dezelfde naam geeft en vergeten is waar de letter van de tweede naam voor staat, op jongeren had hem verontrust, zoiets kon zomaar overslaan naar hier. Zelfs het bestaan van een lijstje of een verhaal was ginds al aanleiding om iemand op te pakken. Hij mocht dan iemand van Koninklijke Huize zijn en zich grotendeels buiten de wet om kunnen bewegen maar om onderdanen de dood in te jagen was hij tegenwoordig aangewezen op humanitaire missies van de Verenigde Naties. Oorlogen voeren was uit de tijd en het was simpelweg geen heldendaad meer om voor het vaderland te sterven. Dan ben je een sukkel. Het heldendom is gereduceerd tot een verdwaalde kogel die door een no-flyzone suist en net niet tijdig heeft ingezien dat Jan Soldaat daar een beetje de vrede komt brengen. Het lijstje in vlammen opgaand, was het bij een gedachte gebleven die niettemin een geruststellende uitwerking had. Alsof de veroordeelden van het lijstje direct het bewustzijn deelden dat ze gedoemd waren te sterven. Als een voorschotje op de dood hadden ze hun bestaan alvast gefixeerd. In feite vroegen ze gewoon om een genadige beul en Friso voelde zich langzaam maar zeker in staat om deze functie te bekleden. Was het, zelfs voor iemand die wist dat hij gearmd met het gelijk door de stad wandelde, toegestaan om dan alle middelen in te zetten……Hij twijfelde ernstig. Een samenleving die niet ideaal was, dat was juist leuk, stelde je voortdurend voor nieuwe vragen waar een antwoord op gegeven moest worden. Antwoorden die ingehaald door de tijd onjuist bleken te zijn en dus om een nieuwe overweging vroegen. Daarvoor had hij misschien wel ook de verdoemden nodig, om het scherpst van de snede te blijven wetten. Hij moest daar maar eens rustig over nadenken.

Zwart en glad als een niet-ontwikkeld negatief strekte het wateroppervlak zich uit naar het noorden. Alleen bij de remmingwerken waren de kolkjes van de stroming te zien. Turbulentie in optima forma. De mooiste chaos. Niet te beteugelen.

(wordt misschien vervolgd)