Feuilleton: De Waterlijn afl. 7

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

Het zijn turbulente tijden als de prins van Oranje Nassau, Friso, telg van mr. Pieter van Vollenhoven door de Groninger binnenstad dwaalt. Neef Willem Alexander presenteert zich steeds nadrukkelijker als troonopvolger en ervaart zowel de minima als de maxima van het bestaan. Nochtans staat Friso op de KijkintJatbrug en laat blik en gedachten dwalen over de Noorderhaven terwijl zijn aandacht wordt getrokken door een actieve huisbewoner die zich vanuit het raam beklaagt over een zeil dat ter droging in de mast is getrokken.

Het water in de Noorderhaven was rimpelloos. Niettemin bespeurde Friso onrust. Uiteraard in zijn hoofd maar hij kon niet anders dan turbulentie onder het wateroppervlak zien. Alsof ieder moment het water kolkend weg zou kunnen lopen. Miljarden liters water die zich via de zeesluizen uit het land zouden spoeden en een definitief einde zouden maken aan het bestaan van het drijvende, anachronistische leven. Enkele dagen geleden had hij een nachtmerrie gehad waarin zich zo’n ondenkbare situatie had voorgedaan. Gedurende zijn omzwerving langs de grachten was hij aangekomen op het punt waar hij zich nu ook bevond. De stenen ambachtsbeelden veranderden echter in prototypes van hedendaagse burgers. Zich snel vermenigvuldigende spoken met wijkende haargrenzen die het zicht boden op glanzende schedels waarop de vette afdrukken Goed fatsoen en Moreel superieur stonden te lezen. Op Friso toelopend begonnen ze zacht maar hoorbaar en in volume toenemend naarmate ze dichterbij kwamen te roepen: Spring, spring, spring. Tot wanhoop gedreven kon hij niets anders dan van de brug springen in het koude voorjaarswater. En terwijl hij dacht dat de moordende handen zijn hoofd onder water zouden houden en hij een ellendige verdrinkingsdood zou ondergaan, stroomde plots het water weg en zag hij de spoken in paniek naar hun schepen rennen waar zij te laat aankwamen en hulpeloos zwaaiden op hun kapseizende onderkomens, in het niets oplossend. De gebeurtenis had zich kennelijk uit het niets in zijn bewustzijn genesteld. Uit de krochten van de zichtbare wereld en de onzichtbare mysteries van het bestaan, had zich een verhaal gevormd dat in de realiteit niet kon plaatsvinden. De nachtmerrie had hem evenwel verontrust. Was dit niet een metafoor waarin hij als vertegenwoordiger van de overheid, zoals hij toch in zekere zin gezien kon worden, zich van de dreiging diende te ontdoen door uiteindelijk maar het meest drastische te hanteren dat hem ten dienste stond om van de bewoners op schepen af te komen: het vloeibare fundament, dat gegeven waaraan men dacht een identiteit te kunnen ontlenen, onder hun bestaan te laten verdwijnen?

Hij had die gedachte van zich afgeschud. Hij wenste niet behept te zijn met de paranoia van de gemiddelde burger die de overheid ziet als een per definitie onbetrouwbare octopus wiens machtige tentakels zich uitstrekken tot in alle uithoeken van het bestaan. Toch zou een gebeurtenis als een moedwillig openstaande sluisdeur slechts kunnen plaatsvinden wanneer ergens in de wandelgangen van ministeries, provinciehuizen of stadskantoren het besluit werd genomen met de meest logische handeling in een klap het wonen op het water aan de grond te zetten. Dat was pas watermanagement. Tja. Het watermanagement nam proporties aan waarvan Friso en Alex in de verste verte niet verwacht hadden dat het zo’n allesvernietigend perpetuum mobile zou worden. Dat hadden de beide royale waterdragers inmiddels tot hun eigen leedwezen moeten bekennen: watermanagement als verhullende term voor een zorgvuldig voorbereide revolutie dreigde aan hun greep te ontkomen. Zelfs de lokale overheid toverde het ene na het andere stuk uit de computer en de brave borsten die zich als stedelijke volksvertegenwoordigers met enige regelmaat onttrokken aan het zicht van hun kiezers, konden het niet laten zich te spiegelen aan de kroonprins, zoals ze Alex eerbiedig noemden. Nooit eerder was het Huis van Oranje zo nadrukkelijk besproken in het stadhuis. Ook als men het verontreinigd slib van de stadsgrachten besprak, liet men niet na een monarchistisch tintje aan de opvattingen te geven. Dat men het koningshuis en de opvattingen die het naar buiten bracht op handen droeg, was natuurlijk mooi meegenomen maar zoals dat gaat met het niet-denkende deel van de natie omarmt men een idee-fixe om die vervolgens niet meer los te laten. De hele opzet van Friso en Alex dreigde te ontaarden in een verwoestende waterval en daarmee zagen zij zich geplaatst voor het grootste dilemma dat hen tot dusverre voor de voeten was gekomen. Hoe moesten zij deze onverwachte stortvloed aan ideeën en opvattingen kanaliseren en desnoods droogleggen. Dit vervuilde slib van de democratie diende zo spoedig mogelijk gesaneerd te worden.

Hij staarde naar de haven en schrok op van Karel die inmiddels naast hem was komen staan.

-Kijk aan. Het bakstenen geweten van de Noorderhaven verlaat zijn vesting op zijn vrije zondag. Je zou verwachten dat de vogels gaan spreken en Gods lof bezongen wordt door dove zwervers maar een groter wonder geschiedt.

-Wat zijn we goedgemutst, Hoogheid, sprak het wijkbestuurslid spottend: Maar over die vrijheid hè, dat is natuurlijk mooi maar als je de hele dag tegen zo’n zeil zit te kijken terwijl de zon schijnt dan wordt je daar wel eens spuugzat van.

-Jullie wilden zo graag dat dit soort mastridders in de haven komen liggen. Wees blij dat er zo weinig zijn.

Het gesprek viel stil voor het goed en wel was begonnen. De beleefde stilte die twee tegenvoeters in acht nemen wanneer ze weten dat het gesprek toch niet meer zal zijn dan een herhaling van zetten. Een bloedeloze woordenwisseling waarin de gekende argumenten en het begrip voor elkanders situatie toch uitmondt in een onontwarbare kluwen van standpunten die tot niets leidt dan irritatie.

-Er zijn mensen die me dood willen, Karel.

-Dat meen je niet.

-Echt, die zouden me het liefst willen laten verzuipen, ter plekke.

Die nachtmerrie was natuurlijk niet vanzelf gekomen. Zoals de gemeenteraadsleden zich in hun onnozelheid vergrepen aan de opvattingen van Alex zo hadden sommige bootbewoners met nauwelijks verholen afkeer zich geuit over Friso’s handel en wandel. Het paste bijna in het craquelé dat het onberispelijke beeld van tante Bea plotseling begon te vertonen. Alhoewel de publieke discussie daarover zich liet kenschetsen als veel geblaat en weinig wol. Eigenlijk niets om je over op te winden. Wat was wol nu meer dan de mislukte beursgang van een wereldoplichtster die er in geslaagd was het erf rond haar boerderij te voorzien van een gazonnetje dat duurzamer zal blijken te zijn dan de grasmat van een ontaard voetbalbedrijf.

Uiteindelijk was er geen reden tot bezorgdheid maar het was volstrekt duidelijk dat Alex en Friso een mechanisme in werking hadden gezet dat nauwgezet gecontroleerd diende te worden. De inzet van Maxima als blonde furie moest dan ook een zonnig en drogend antwoord zijn op al dat watermanagment. Het perfecte evenwicht tussen de waterrevolutie en het broeikaseffect. Jammer dat ze als employee van de Deutsche Bank meteen in een verkeerd daglicht kwam te staan en in geen tijd de relatie was gelegd met haar vader die ontmaskerd werd als een bloedverwant van het generaalsregime dat ooit het land van de pampa’s had bestierd.

-Weet je dat de tango in feite een mengvorm is van de Spaanse flamenco en Duitse volksmuziek, mompelde Friso.

Karel knikte. Als kunsthistoricus was hij op de hoogte van dit onbeduidende feit. Hij was echter het soort historicus dat met een zeker elan ooit aan de studie was begonnen en gaandeweg, naarmate het afstuderen dichterbij was gekomen, niet meer geïnteresseerd was in de mogelijke implicaties van de geschiedenis. Geschiedenis was een bonte verzameling vaststaande feiten die tegen betaling van een te ruim salaris jaar in jaar uit gedebiteerd moest worden. Eigenlijk was geschiedenis niet meer dan een goed antwoord tijdens een spelletje Triviant. Zo keek hij zonder het te beseffen ook naar de haven. Hij was vergeten dat hij als huisbewoner niet de binding met water, schepen en zeilen kon hebben die vroegere bewoners van de panden rond de haven nog wel hadden. Wonen en werken in en om de haven was onvermijdelijk. Wal- en waterbewoners waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. De geschiedenis had dat beeld veranderd. De haven was haar economische functie verloren. De schepen leken vastgeroest aan de kade en de bewoners van de huizen droomden weliswaar over de vroegere levendigheid maar, zoals Karel vandaag had bewezen, wensten slechts het idee daarvan. Het zou getuigen van inzicht als huis- en schipbewoners gezamenlijk tot de conclusie zouden komen dat ze in een bloedeloos lichaam woonden.

-Kun je je een mooiere symboliek voorstellen. De muzikale synthese van de twee bezettingsmachten die dit land ooit gekend heeft, haal je binnen in de persoon van iemand die ook nog Maxima heet. Meer kun je niet verlangen. Dat is maximaal rendement halen uit de loop van de geschiedenis, mijmerde Friso.

Karel trok de wenkbrauwen op. Kennelijk was zijn aanwezigheid nutteloos en met een nauwelijks opgemerkte groet, slenterde hij terug naar zijn woning. Er viel vandaag geen zinnig woord te wisselen met de in zichzelf gekeerde prins.

Maxima was een gouden greep en die foute vader van haar werd in de publieke opinie al weggepoetst door de Playboyachtige wulpsheid van de Argentijnse. Friso moest het nog maar eens met Alex hebben over de mogelijkheid om de aanstaande koningin weliswaar niet bloot maar dan toch verleidelijk schaars gekleed in de bladen te laten opduiken. Foto’s waren snel genoeg gemaakt en door een onoplettendheidje in de publiciteit te manoeuvreren. Want dat was natuurlijk de volgende stap waar het journaille op zat te wachten. Gewaagde foto’s die de latente, calvinistische geilheid nog verder zouden opvoeren en het volk definitief op de knieën zou dwingen. Prachtig, die schreeuwende koppen: ‘De t-bone steak waar de kroonprins mager van blijft’ of ‘Willem-Alexander draaft als een jong veulen op de Argentijnse pampa’.

-Heb je een gulden voor me.

En junk sloeg hem op de schouder. Hij was in een milde bui. Normaal gesproken blafte hij dat ze hun geld maar bij de sociale dienst moesten halen. Deze keer trok hij een gulden uit zijn broekzak. De junk was er gelukkig mee en dwarrelde als een stuk zwerfvuil de straat in. Een beetje verfomfaaid maar wel gedragen door de wind. Op zoek naar niet meer dan de kortstondige bevrediging van een nauwelijks te begrijpen behoefte. Eigenlijk was het jammer dat de heroïnehoertjes uit het straatbeeld waren verbannen. Ook zo’n categorie stadsbewoners die zich zonder schaamte tussen het vuil en de dood ophielden waar ze werden bezocht door mannen die als gieren in hun auto’s rond de haven cirkelden tot het moment daar was om neer te strijken en in het rottende vlees te pikken. De schoonheid van het verval bezorgde hem de troost dat perfectie een illusie was. Voor dit soort gedachten hoefde hij zich niet Freudiaans te laten uithoren door een eenogige Groninger. De stad was geen stad meer als het verval niet altijd sluimerend en zichtbaar aanwezig was.

Friso voelde zich niet lekker. Steeds weer speelde de televisiereclame van World Online door zijn hoofd. De vermoeiende stem van de voormalige Superman Christopher Reeves die een soort toverspreuk uitsprak: One day, I’ll cross the world, today is that day. En dan als finale bezwering ‘Freedom of movement’, uit de mond van een verlamde acteur. Als er al sprake was geweest van beweging dan was het een neerwaartse. Hij bevond zich nog steeds op de KijkintJatbrug en wist eigenlijk niet of hij moest bewegen en in welke richting. Hij liep rondjes op het plein der gedachten.

-Soms voel ik me net een dwaze moeder, verzuchtte Friso.

De zondag was prachtig. Een sereen licht dat over de daken een merkwaardige kleur op de haven legde. Een spiegelglad wateroppervlak. Het bijna religieuze gesnurk van een stad in ruste. Hij zou in jubelen kunnen uitbarsten maar de aanblik van de haven waar schepen konden komen en gaan, maakte hem neerslachtig. Nergens werd met groter gemak het begrip vrijheid verward met status. De deerniswekkende vergissing dat de vrijheid om te bewegen niet betekende dat je moest bewegen.

Hij wilde er niet meer over nadenken. Waarom zou hij het slib van de gedachten volledig saneren als zijn medebewoners toch niet bereid waren zich zelfs maar te wagen aan een oppervlakkig verontreinigingsonderzoek. Dan kon je je maar beter afwenden en flink de pas zetten richting de kroeg. Langs de schepen die in visgraat aan de kade lagen. Onder de hoge gevels van huizen die zich als strenge zuilen van burgerfatsoen en grootkapitaal onttrokken hadden aan de historie. Uit de haven begon de penetrante geur van rottende vis tot zijn neusgaten door te dringen en onwillekeurig moest hij denken aan de smakeloze close-ups uit harde pornofilms waarin alle zinnenstrelende erotiek altijd maar weer werd getransformeerd tot schimmelende vleesbergen die een geheel eigen bestiaal leven leidden.

Mopperend stelde hij vast:

-Het leven ruikt naar vis.

Hij wist het nu zeker. De millenniumwisseling had hem te grazen genomen. De oneindigheid die zich in jaren leek uit te strekken naar het volgende millennium, boezemde angst en onzekerheid in. Als hij de laatste eeuw, of zelfs maar halve eeuw of nog erger de opkomst en terreur van de computer in enkele decennia in ogenschouw nam dan moest hij, als hij de grenzen van zijn bewustzijn aftastte, tot de conclusie komen dat de eeuwwisseling, het afscheid van de vorige duizend jaar een grote wissel had getrokken op de zekerheden die het bestaan bood. Het eerste decennium zou hij nog wel doorstaan maar de eerste eeuw, laat staan de rest van het millennium was een onmogelijke opgave. De millenniumbug was een spartelende vis in een droogvallende rivierbedding van vervuild slib waaruit een doordringende stank opsteeg.

Hij moest als de wiedeweerga uit deze naargeestige omgeving zien te verdwijnen en zijn gedachten zien te beteugelen anders zouden er nog ongelukken gebeuren. Wellicht zou hij dan alsnog voldoen aan de stille wens die een aantal lieden zo nadrukkelijk hadden: kun je jezelf niet verzuipen.

Terwijl hij de ronding van de haven naderde en aanstonds zijn blik zou werpen op de Bocht van Ameland, de Hoge en Lage der Aa en de oevers van het Reitdiep had hij een sleutel voor het voortbestaan gevonden: hij zou zich bezuipen.

(volgend jaar verder)