Feuilleton: De Waterlijn afl. 6

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

De royaltywatchers breken zich het hoofd over de mogelijke relaties van de kroonprins en houden alle ontwikkelingen scherp in de gaten. Ver buiten de publiciteit wandelt neef en belangrijk raadgever Friso door de Groninger binnenstad. Hij is bootbewoner en de filosoof achter een revolutionaire verandering van de toekomstige monarchie. Hij heeft juist zijn androgyne Froukje een liefdevolle zoen gegeven op de Boteringebrug.

-Loop je even met me mee.

-Wat ben je aan het doen dan.

-Ik wandel door de stad, zei Friso terwijl zijn ogen alweer afdwaalden en die onmiskenbare doffe glans van de peinzende jongeling kregen: ik probeer zicht te krijgen op het verloop van de geschiedenis, de watergang van de monarchie zullen we maar zeggen.

Ze besloot mee te lopen tot de Kijk in ‘t Jatbrug. Een lichte spot weerklonk in haar stem:

-En, heb je voldoende zichtlijnen. Slaag je erin tussen het opgepoetste blik van geparkeerde auto’s door, de stroomrichting van het bestaan vast te stellen?

Hij bromde afkeurend. De lust tot ironie was vergaan. Hij had dat vaker. Van het ene op het andere moment kon zijn stemming zomaar omslaan van opgeruimde vrolijkheid in ondefinieerbare neerslachtigheid. Misschien had het wel met de plek te maken waar ze nu stonden, in de slagschaduw van Auberge Corps de Garde. Een gebouw dat ooit de ordetroepen had gehuisvest en in de vroege jaren tachtig een boeiend bestaan had meegemaakt als vrijplaats voor moderne kunst. Galerie Corps de Garde was evenwel ten onder gegaan in de bezuinigingsdrift van toenmalige staats- en stadsbesturen en had ettelijke jaren leeggestaan. Nu had een hooggehakte dame die zich doorgaans wijdbeens en horizontaal door de hogere kringen beweegt, het eerbiedwaardige gebouw verkracht. De overjarige call-girl van de lokale jet-set die zich graag mocht profileren als het toonbeeld van goede smaak maar iedere uiterlijke en innerlijke verfijning miste en de menukaart dan misschien als haute cuisine presenteerde maar gerechten serveerde die in kwaliteit de ziekmakende kookkunst van het voormalig CJMV-gebouw naar de kroon stak.

-Ach, het is een leven dat zich afspeelt naar bevind van zaken.

-En dat moet je vooral zo houden, riep Froukje opgewekt: Je bent toch goddomme geen ambtenaar die vanachter zijn opgeruimde bureau verzint dat iedere vorm van leven aan eisen van welstand dient te voldoen in de hoop dat dat een balsem zal zijn voor zijn gekwetste ziel. -Mmmm.

-Hoe is het trouwens met Emily?

Het probleem Emily was opgelost. De ouders van het kind schipperden weliswaar voortdurend maar van echte historische banden met de scheepvaart was geen sprake. Het was triest voor het wicht maar degene die wil participeren in de royale revolutie dient toch werkelijk het bloed van varensgezellen in zich te hebben. Alex had zich, zij het mokkend, bij zijn eigen doctrine neergelegd, Emily aan de kant geschoven en een nieuw speeltje gevonden aan de zijde van de voormalige judoka Anton Geesink. De turbulentie die zich rond het IOC afspeelde was een schamel voorproefje voor de stormen die het land zouden teisteren en waar Friso en Alex zich degelijk op dienden voor te bereiden. Friso door contact te houden met de directe achterban zoals die hier dobberde in het Lopende Diep en omstreken en Alex door nu weer een openingstoespraak te houden bij de conferentie Future of War. Dat het oorlog zou worden stond voor de beide prinsen wel vast. Het had tegelijkertijd iets sinisters en iets geestigs. Ver weg in Sint Petersburg kon Alex een ogenschijnlijk onschuldige toespraak houden terwijl die suffe kaaskoppen slechts in verwondering de berichten ontvingen, zich niet realiserend dat daarin de voortekenen van wapengekletter, zo nodig, en sociale onrust niet eens meer verstopt waren.

Hier in de stad heerste vooralsnog de rust die het Guyotplein de deftige grandeur van de laatste jaren van de vorige eeuw meegaf. Een merkwaardig plein dat grotendeels uit gras bestond en ooit de tuin was waarin doven van de vogels konden genieten. Natuurlijk niet van hun gezang maar ongetwijfeld van kleurige vederdossen die in een grijs en ver verleden, toen ecologische zones nog niet bestonden, gewoon tussen de enorme gevels van pakhuizen durfden te vliegen en zonder enige angst voor rumoer neerstreken. Het nieuwe gerechtsgebouw had de stilte teruggebracht. Junks en daklozen waren de stegen en straatjes van de oude stad ingedreven. Ergens was dat een gemis. Gezien hun gebarentaal en de merendeels onverstaanbaar uitgestoten klanken betoonden zij zich waardige hedendaagse vervangers van de sfeer die ooit op het plein geheerst moest hebben. Soms leek het wel of ze zich wanhopig inspanden om inmiddels onzichtbare doven te betrekken in hun bestaan maar de omwonenden verlangden zwijgend terug naar het verleden en kregen dat. Friso vroeg zich af of het zichtbare uitschot op straat niet duidelijker en minder gevaarlijk was dan het gajes dat met de gepantserde busjes van de parketpolitie via een achteringang werd binnengebracht maar hij had nog niemand een dergelijk bezwaar horen opperen.

Froukje wandelde de Oude Kijk in t Jatstraat in en Friso leunde op de brug tegen het betonnen vrouwtje dat zich enigszins had afgewend van de Noorderhaven. Alsof ze geen blik meer wenste te werpen op deze van oorsprong zo levendige plek in het centrum van de stad. Dat was natuurlijk niet terecht.

De vrijheid van de haven was in de afgelopen jaren bezoedeld door lieden die zich graag mochten profileren als hoeders van het varende historische erfgoed. Op zich was dat natuurlijk uitstekend ware het niet dat deze overjarige hippies en mislukte aquarellisten vonden dat zij het alleenrecht hadden op vrijheid. Dat fenomeen zag je wel vaker bij mensen die ooit in de jaren zestig op de barricaden hadden gestaan in de volkomen misplaatste overtuiging dat je met een bos tulpen de gevestigde orde omver kon duwen in de hoop dat uit de optrekkende rook van marihuana een nieuw tijdperk zou naken. Nog steeds geplaagd door de hersenbeschadiging die geestverruimende middelen hadden achtergelaten, hadden ze zich weten op te werken tot de directies en managementteams van bedrijven en instellingen waar ze met een guerilla-achtig fanatisme hun posities trachtten te beschermen. Iedere mogelijke vorm van rebellie of aanstormend talent werd op een genadeloze verstikkingsdood getrakteerd.

Waar de varende exponenten van deze generatie riant hadden geprofiteerd, en gelijk hadden ze, van de volkomen ordeloosheid die zich jaren geleden in de binnenstad had voorgedaan en zij de gelegenheid te baat hadden genomen een stevig financieel fundament onder hun leegkoppigheid te bewerkstelligen, riepen ze nu het hardst om orde. Geschiedenis herhaalt zich en Friso had zich afgevraagd welk historisch erfgoed deze varende pensionhouders eigenlijk voor ogen hadden. Opa Bernhard had hem tijdig gewaarschuwd. Het was tenslotte de chaotische Weimarrepubliek geweest die Hitler de gelegenheid had gegeven zijn mondje te roeren totdat hij voldoende macht had gekregen om ieder ander monddood te maken.

-Mmmm.. of the age of Aquarius, age of Aquarius...., neuriede Friso stilletjes voor zich uit. De zon schitterde op het kalme water. De scheepse silhouetten dreven als rustende otters. De vredigheid van een zondag in het voorjaar waarop al het ongedierte zich heeft teruggetrokken in riolen en achter vensterglas. Niet te verstoren. Zoals zondagen dienen te zijn. Een beetje lui met af en toe het gebeier van kerkklokken.

Plotseling werd een raam van een huis opengezet en hij hoorde een stem gillen:

-Kan dat kutzeil nu eindelijk eens naar beneden.

Friso herkende de stem, toebehorend aan de woordvoerder van het buurtcomité. Zelfde soort reptiel. Het geluk ten deel gevallen beslag te leggen op een verpauperd pand, eind jaren zeventig en met het klimmen van de jaren en dus het salaris, stapje voor stapje de boel opgeknapt. In dezelfde tijdsspanne raakte echter het geheugen steeds selectiever en was hij inmiddels vergeten dat nieuwe generaties ook als armoedzaaiers moesten beginnen aan een eindeloos lijkend project dat ooit wellicht tot status en al of niet betrekkelijke rijkdom zou leiden. Nu de carrière was gemaakt, het huis opgeknapt en de kinderen een last geworden, restte kennelijk niets anders dan als een vroege bejaarde achter de begonia’s te zitten staren naar mogelijke irritaties buitenshuis waar hij zich tegenaan kon bemoeien. Hoezeer hij ook een voorstander was van schepen met masten, was een drogend zeil kennelijk te veel van het goede. En als een echte koudbloedige was hij niet te beroerd een soortgenoot aan te vallen.

-Hela, Karel, brulde Friso: Leven en laten leven, jongen. ‘t Is een vrijhaven. Voor iedereen.

(volgend jaar verder)