Feuilleton: De Waterlijn afl. 17

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

door Klaas Koetje

Een lawine aan gedachten en gevoelens valt over Friso van Vollenhoven heen op een kalme, zonnige maar ijzige zondag. Dit lid van de koninklijke familie resideert op een woonboot in de binnenstad van Groningen en heeft zo zijn ideeën over de voortgang van volk en vaderland in het algemeen en over hen die op boten wonen in het bijzonder. Een poging tot revolutie met neef Alex is gesneefd en heeft hem teruggeworpen op zijn eigen gedachtegangen waar hij eenzaam doorheen wandelt als bevond hij zich in coma.


Foto(4).JPG

De holle echo van een geweerschot weerklonk boven het Verbindingskanaal. Enkele tientallen meters van Friso plonsde iets zwaars in het water. Het bleek een gans. Een rotgans zo te zien. Kennelijk uit de lucht geschoten door iemand die die luidruchtige ondersoort ook haatte. Met genoegen zag hij de dode vogel wegdrijven. Geen betere gans dan een dode gans. Nutteloze lawaaischoppers. Ze dienden hooguit voor dekbedvulling, de slagpennen voor de pijlen van boogschutters en pennen van vroegere dichters en schrijvers. Verder weinig aan. Het enige echter foie gras. Het kon niet anders dan een sarcastische speling van de natuur zijn dat deze delicatesse slechts aan dit waardeloze beest kon worden onttrokken na langdurige maar o zo bevredigende en lustopwekkende marteling.

Friso schiep er een satanisch genoegen in om met enige regelmaat een filmpje op internet te bekijken waarin een gans werd vetgemest. De trechter die diep in de strot werd gestoken waardoor de maispap ondanks het kokhalzen soepeltjes naar de maag gleed. Het besef dat de lever langzaam maar zeker tot explosieve grootte uitdijt waardoor het nauwelijks nog in het lijf past. Met een snelle tegengestelde draai van linker- en rechterhand wordt de nek gebroken, spartelt en fladdert het beest nog enkele ogenblikken en kan het plukken van veren en dons beginnen. Dan volgt het moment suprème om het mes in de vogel te zetten en de overheerlijke ganzenlever eruit te kerven. Een kilo heerlijkheid dat nooit meer was geweest dan een onsje als niet, dankzij het geestelijk vernuft en de ongeëvenaarde smaakzin de mens had ingegrepen. Uit de restanten van het leven worden de beste lekkernijen geserveerd. Dat hadden de Romeinen en de Egyptenaren al vroeg begrepen. Het schijnt zelfs zo te zijn dat Julius Caesar en Cleopatra hun legendarische liefde consumeerden door gezamenlijk ganzenlever te eten en verder geen lijfelijk contact hadden behalve het rap tegen elkaar wrijven van de neus dat door een vreemde speling van het lot later door Eskimo's is overgenomen terwijl het bij de Italianen en Egyptenaren uit de dagelijkse omgang is verdwenen.

Friso slikte het speeksel weg dat langs de mondhoeken een weg naar buiten zocht. Ganzenlever. Met een glas koele wijn geserveerd. Heerlijk. Hoog tijd om weer eens een restaurant te bezoeken dat nog niet was lastig gevallen door dierenactivisten of die partij van zevendedagsadventisten die onder het mom van diervriendelijkheid een religieus onderdoorgangetje had gevonden in de parlementaire democratie en inmiddels ook in de gemeenteraad van Groningen was doorgedrongen. Religieuze fanatici die geen vlees eten maar even uit het oog verloren zijn dat er heel wat vlees in de bijbel wordt geconsumeerd en opgeofferd ter meerdere eer en glorie van onze heer in de hoge en zijn zoon. Zelfs eminente intellectuelen en dierenliefhebbers als Maarten 't Hart en Rudy Kousbroek waren er met open ogen ingestonken, al had de eerste later zijn spijt betuigd dat hij zich had laten leiden door het addergebroed dat zich Thieme en Koffemans noemde. De blonde feeks, ook al zo'n valse prediker, uit Venlo deed er beter aan zich te richten tegen deze binnenlandse bedreiging van religieus extremisme dan zich druk te maken over een handjevol gesluierde wijven en in kaftans gehulde fanatici die zich in een al even primitief volksgeloof hadden verstopt teneinde toch vooral niet deel te nemen aan de onvermijdelijke voortgang van het bestaan.

Zo kende iedere club z'n eigen gelovigen die in blind ontzag voor een al dan niet verzonnen machthebber slaafs de autoriteit volgen die deze machthebber in woord of geschrift lijkt uit te dragen. Met enig leedwezen vroeg Friso zich af hoe het toch mogelijk was dat mensen zich steeds weer de naïviteit lieten aanpraten waarmee het leger van ambtenaren en bestuurders hun eigen onvermogen om de loop der geschiedenis onder controle te krijgen kunnen maskeren. Daarmee was een collectief bewustzijn gecreëerd dat zichzelf had wijsgemaakt dat overleg en besluitvorming volkomen transparant, gestoeld op feiten, tot resultaat zou leiden en in het belang van allen was. Het was een democratische ultracentrifuge waar elke waarheid en rechtvaardigheid uit geslingerd werd en dat baarde Friso zorgen. Voor het land maar ook voor de waterbewoners hier ter stede.

Een tweede knal weerklonk. Tellen later plofte een tweede gans in het water. In het gangboord van een ark iets verderop stond een man met een geweer met de loop naar het water gericht. Hoog in de lucht was het geluid van chaotisch gakkende ganzen te horen. De vluchtformatie was verlaten maar ze zouden ongetwijfeld tot ergernis van een boer, ergens op een akker buiten de stad neerstrijken om de toom weer bijeen te krijgen. De man keek nog eens omhoog alsof hij overwoog een derde keer aan te leggen maar er volgde geen beweging met het geweer waaruit viel op te maken dat een derde gans zich zorgen moest gaan maken. Friso zag het met vertrouwen aan hoewel hij besefte dat dat vertrouwen op niets gebaseerd was. De man kon hetzelfde gedrag vertonen als een doorgedraaide Amerikaanse tiener of een overtuigde Noorse Tempelier. Hij hoefde zich slechts om te draaien, de kolf tegen de schouder te zetten, te richten en de trekker over te halen zodat een kogel zich zomaar in Friso's hartstreek zou boren en daarmee zo'n verwoesting zou aanrichten dat het leven via pijn en kwijnend bewustzijn met de laatste hartslag zou verdwijnen in de even onherroepelijke als onverteerbare toestand die dood wordt genoemd.

Uit het huis op de hoek klonk gezang. Een aria. Hij keek op en zag een dikke vrouw achter het raam. Het verraste hem. Hij kende het pand als een onderkomen van jonge Aziatische studenten die aan het Prins Claus Conservatorium zich lieten scholen in de Westerse muziek. Die zagen er meestal niet zo omvangrijk uit. Zo te horen oefende ze Dido's Lament uit Purcells Dido en Aeneas. Friso moest aan Johan denken, die in de volksmond Friso werd genoemd hetgeen weer leidde tot vermakelijke misverstanden. Mensen die dachten dat hij, de Friso die niet Johan was maar van wie men dacht dat hij Johan was omdat hij ook Friso heette, wonderbaarlijk hersteld was of vermoedden dat het ski-ongeluk een afleidingsmanoeuvre was geweest om een of andere misstap van Mabel te verdoezelen. Mensen hielden er vreemde complottheorieën op na. De dood was al een onverteerbare gedachte maar de vegeterende staat waarin Johan nu verkeerde een verschrikking. Hij was een vleesgeworden installatie voor de behandeling van afvalwater. Veel meer was het niet door alle pompen waarmee zijn voedsel werd toegediend, de hartslag werd bewaakt, extra zuurstof werd aangevoerd en de afvalstoffen weer via een stoma werden afgevoerd. Zelfs al zou hij weer ontstijgen aan wat nu inmiddels een beperkt bewustzijn, het gemiddelde bestaansniveau van de gemeenteambtenaren kon Friso niet nalaten te schamperen, was gaan heten dan zou veel meer dan een zwaar gehandicapt en hulpbehoevend bestaan hem niet ten deel vallen. De dood leek de enige menselijke uitweg uit een lijden dat niet eens meer ervaren werd. Zoals de jonge vrouw zong: Remember me, but, ah, forget my fate.

Het was een van de vaders van de gedachte om nog niet te sterven. Er viel immers nog heel wat te wensen en te veroveren in dit wilde westen alvorens de as verstrooid kon worden over de eeuwige jachtvelden. Daar was Friso nog lang niet aan toe. Niet zoals de schrijver die onlangs zijn leven had beëindigd. Hij had hem ontmoet dankzij de gezamenlijke voorkeur voor biologisch bier. Friso haalde het bij wat toen nog reformwinkel De Nieuwe Weg heette aan de Nieuweweg. Een onooglijk winkeltje waar vroegwijze wereldverbeteraars boodschappen haalden variërend van onbespoten bladgroente tot en met runderlappen van koeien die gelukkig werden afgeslacht. Ze raakten hierover aan de praat toen een klant de zegeningen van het leven van een scharrelvarken begon te bezingen waardoor de karbonade of god mag weten wat voor stuk vlees zo lekker smaakte. De schrijver die vroeg in de middag al een riante kegel had, smaalde dat dood, dood was en dat zeker een koe of varken of wat voor vierpotig scheppingswrak ook, niet in staat was gevoelens van geluk of ongeluk te ervaren. En als dat al zo was zo'n gelukkig grootgebracht beest zich reuze verneukt moest voelen op het moment dat de slachter tekeer ging.

-In het evolutionaire wanhalla waarin we zijn achtergelaten zijn er beesten en planten om opgevreten te worden en beesten en planten om niet opgevreten te worden. De laatsten zijn namelijk giftig.

-Elk idealisme is een hypocriete vorm van eigenbelang. De ultieme idealistische daad is zelfmoord, ratelde Friso: maar of je daar nou zo gelukkig van wordt.

-Friso van Vollenhoven, werkloos prins. Hij stak zijn hand uit die ferm werd gedrukt:

-Nanne Tepper, ploeterend schrijver en Oostgroninger.

Friso wenste ter plekke dat hij ware opgegroeid als Oostgroninger. Wat veroorzaakte dat een heerlijk soort botheid wanneer die afkomst gepaard ging met enige intelligentie en eruditie.

De schrijver die toen nog niets gepubliceerd had, bleek op een kamertje boven de winkel te wonen en kon alleen via de voordeur van de winkel naar buiten. Zo ver ging hij meestal niet omdat hij doorgaans alleen afdaalde om een paar halve liters uit de schappen te trekken. Zonder iets te zeggen, zoals de afspraak was om verdere onverkwikkelijke discussies te voorkomen, schoot hij weer naar boven en de dienstdoende geitenwollensok noteerde zwijgend het oplopende tekort. Waar Friso de biologische bieren prefereerde vanwege de smaak, zag Tepper het logistieke voordeel om zijn actieradius te beperken tussen kamer en winkel zonder het gevaar te lopen dat hij zijn permanente behoefte aan alcohol niet kon bevredigen. De trap achter het zijdeurtje die naar boven leidde, stond vol met lege flessen waartussen een smal gangpaadje was opengehouden. Als Friso het zelf niet had gezien, had hij het verwezen naar de clichématige romantiek die het schrijversleven in vertellingen omgeeft. Ook de overloop stond tot aan de keuken vol met een klein fortuin aan statiegeld. De keuken, waar de schrijver soms een onovertroffen Boeuf Bourguignon bereidde voor Friso (Friso had geen idee of er wel eens andere gasten kwamen), was schoon en opgeruimd. Ondanks de lamentabele staat waarin hij vaak verkeerde, was Tepper bovenal ook een liefhebber van lekker eten en zoals iedere kok hield hij zijn werkplaats schoon, voor het geval dat.

Waar Johan nog wat restanten van leven vertoonde dat inmiddels in de kranten en op radio en televisie een gering bewustzijn was gaan heten, had Tepper besloten het voor gezien te houden. Friso kon zich daar iets bij voorstellen. Wat moest je in godsnaam met die ongeletterde idioten die zich plotseling schrijver noemden en nog werden gepubliceerd ook. Televisiepresentatoren, cabaretières. Allerlei meer of minder bekende figuren die net als ieder kind op school hadden leren schrijven (althans woorden en zinnen niet altijd in de verkeerde volgorde achter elkaar plaatsen en meestal met de juiste vervoegingen hetgeen leidde tot een verhaaltje dat min of meer van a naar b en uiteindelijk tot z te volgen was zonder dat dat tot verrassende inzichten of standpunten leidde), en daardoor in de veronderstelling leefden dat ze zichzelf schrijver mochten noemen. Het moest voor een schrijver pur sang als Tepper die inmiddels met enkele romans in het pantheon van de Nederlandse literatuur was bijgezet, iedere keer weer een klap in het gezicht zijn als een derderangs wauwelroman werd uitgegeven die hij dan ook weigerde te lezen, laat staan zijn oordeel daarover te vellen hetgeen toch niet meer dan totale destructie zou opleveren. Vernietigende energie wenste hij liever anders aan te wenden. Bovendien heeft het grandeur. Het leven letterlijk in je eigen hand nemen, wikken en wegen, om vervolgens te besluiten dat het genoeg is, ook al gaat dat dan meestal gepaard met een verregaand gevoel van onvrede. Beter dan dat geouwehoer van het vegeterende bewustzijn omdat je door wat voor omstandigheid dan ook niet meer in staat bent een persoonlijke beslissing te nemen.

Friso was er nog niet aan toe. Ondanks het gewauwel van ambtenaren en bestuurders viel er nog een wereld te winnen. Hij had nog teveel te doen dat hem de moeite waard leek. Terwijl een volgend schot weerklonk voelde hij het einde op zich af suizen. De zangeres hernam het lied. 'Laat ze allemaal de kolere krijgen'.