Feuilleton: De Waterlijn afl. 15

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

door Klaas Koetje

Friso, de neef van de koningin is een lange zondagse wandeling begonnen rond de binnenstad. Zonder dat er voorzieningen zijn, kijkt hij uit over water, boten en gevels. Alles tussen gevel en gevel wordt door hem opgemerkt en af en toe raakt hij in een zinsbegoochelende situatie tussen kade en kade. Hij dwaalt over de bodem van de gracht en ontmoet bestaande en niet-bestaande figuren tijdens zijn omzwerving. Als hij in somberheid dreigt te vertrekken uit de stad, wordt hij op de Emmabrug aangeroepen.

Wie anders dan Peter Pan kon zomaar vanuit het niets in zijn oor lopen toeteren. De man had altijd wel iets te zeuren. Onberekenbaar sujet. Pan runde een café aan de rand van de binnenstad niet ver van Friso's boot. Hij was het type kroegbezitter dat vanwege het rookverbod plotseling geen personeel had. Wandelde je op een willekeurig moment het etablissement binnen hing de baas zelf altijd aan de goeie kant van de toog en had hij een of andere studente op zwart zaad achter de tap geposteerd. Geen onaantrekkelijk gezicht want om de hele avond in de pokdalige tronie van Peter Pan te staren, was geen pretje.

Met Pan viel wel te praten. In eerste instantie bulderde hij luidkeels zijn meningen maar als dat startschot een keer had geklonken dan was een simpel weerwoord al voldoende om tot een genuanceerde discussie te komen. Waar je wel voor op moest passen dat je niet in een eindeloze marathon van meningsverschillen terechtkwam. Geen onderwerp zo groot of gek, klein of koosjer of Pan kon zijn zegje wel doen en dat leidde er niet zelden toe dat een discussie kon beginnen met de voors en tegens van de hypotheekrenteaftrek om te eindigen langs continentale omwegen bij de oorsprong van het ontwerp van een kroonkurk. De uitkomst stond gelukkig wel altijd vast. Volgens Pan was er geen kruid gewassen tegen de loop der dingen en gingen we uiteindelijk allemaal dood. Dat was de vertrouwde conclusie waarmee Peter Pan ieder gesprek beëindigde.

Hij sloeg Friso vriendschappelijk op de schouder, trok de Oranjetelg tegen zich aan en dwong hem vriendelijk naar de andere kant van de brug. Daar zakte hij met zijn ellebogen op de leuning en keken ze uit over de zwaaikom voor het station. -Weet je dat hier de roeivereniging was gevestigd, bromde Pan. Friso wist het. Hij had het gezien in een historisch programmaatje op de lokale televisie. Voordat de roeiers er waren neergestreken was de zwaaikom bedoeld voor vrachtschepen om te keren. Lang geleden. Toen de stad nog een functie had voor de binnenvaart. -Je gaat me toch niet vertellen dat je iets tegen het museum hebt. De toren die zich als een fallus tussen de paviljoens verhief had alle glans en kleur verloren. Gelukkig was er eindelijk genoeg geld bij elkaar gebedeld om de buitenkant weer op te knappen. Friso keek de kroegbaas aan die glazig voor zich uit keek. -Die Haks moet zich voelen als een woelratje, grijnsde Pan. Volgens Friso kon Haks blijven draaien in zijn graf aangezien het nog een eeuwigheid kon duren voor er weer een belangwekkende expositie zou worden vertoond. -Dood in de pot, mopperde Friso. -Helemaal mee eens. Het is een epidemie. -De dood? Pan knikte bevestigend. -Weet je, zei de kroegbaas, je hebt van die fases in je leven dat je beseft dat je ouder wordt. Dat je beseft dat het leven eindig is. Dan ga je toch anders kijken, voelen, luisteren, ruiken. Door een bizarre speling van het lot heet ik Peter Pan. Met zo'n naam besef je dat je in een andere wereld zou kunnen leven, een fictieve wereld, een mythe misschien wel. Mijn café staat in de bovenwereld, de buitenzijde van de Diepenring. Aan de overkant is de onderwereld, de Hades. Vertel mij maar wat het Elysion daar is. Het stadhuis, waar geslepen ambtenaren politici voor hun hobbykarretjes spannen. Of vinden we het Elysion in de Nieuwstad en de Muurstraat. Of is het Elysion evengoed in te ruilen voor Tartaros. Dus de onderwereld, dat wil ik je maar vertellen Friso, kent zowel een paradijselijke kant als het hellevuur zoals wij dat hebben geleerd sinds het christendom. Vertel mij maar wat die binnenstad is, paradijs of hel. Feit is in ieder geval dat wij nu naar de Styx staan te koekeloeren. De allesbeslissende waterstroom. Het verschil tussen leven en dood. En Charon staat natuurlijk klaar. Deze keer niet een koene zeeman maar een vrouw met rastakapsel die de doden van de bovenwereld naar de onderwereld vaart. Zij staat aan het roer om onze vrienden weg te brengen naar dat deel van ons bestaan dat wij nooit zullen ervaren tenzij je gelooft in een leven na de dood. Een bewustzijn na de dood. De Styx, Friso. Ik heb dit jaar iets teveel bootjes zien overvaren. En hoe graag ik het ook zou willen. Ik kan niet geloven in het hiernamaals. Als we de Styx een keer zijn overgestoken dan is het gedaan. Dan zijn we niet meer. Hooguit in gedachten. Een herinnering aan die mooie man, die mooie vrouw, zeg het maar. Van de doden niets dan goeds, toch. Of mogen we de herinnering optuigen naar waarheid. Je ziet het zo weinig. De waarheid, op een grafsteen. Je hoort het zo weinig, de waarheid in een grafrede. En dat komt waarschijnlijk omdat de waarheid niet veel meer is dan een gewenste interpretatie van de werkelijkheid. Mijn waarheid is de jouwe niet. En mijn waarheid is dat ik me nu zorgen maak, nu ik al die bootjes heb zien overvaren, theetje drinken, varen we naar de Overtoom, drinken we zoete melk met room. Zo is het allemaal niet Friso. De bittere waarheid is dat deze zonnige dag omfloerst is geraakt met de nevel van het doodsbesef. Ik ga dood, wanneer weet ik nog niet en ik vind het verschrikkelijk dat ik me nu al kan voorstellen dat dit hele circus gewoon door blijft gaan ondanks dat ik het niet meer kan aanschouwen. Dat maakt het leven ondraaglijk bijna.

Friso keek de kroegbaas met open mond aan. -Klassiek geschoold en filosofisch. Dat had ik niet gezocht achter een kroegbaas. Dit was een rondje speedrock. Daar kunnen die gasten uit Eindhoven nog wat van leren. -Gasten uit Eindhoven? -Oh wist je dat niet. Dat is een rockband uit Eindhoven, Peter Pan Speedrock. Moet je eens uitnodigen om in je kroeg te laten spelen. Peter Pan schudde zijn hoofd: -Hoe dan ook. Ik ben niet klassiek geschoold. Sinds dat internet spook ik wel eens wat rond en zo kom je van alles tegen. Weet je dat er een project is opgezet dat het Methusala Mouse Project heet. Dat beschouwt ouder worden als een ziekte, een dodelijke ziekte. En die ziekte willen ze genezen. Stel je voor, dat je niet meer ouder wordt. Dat is toch wel de smerigste ziekte, vind je niet. Langzaam aftakelen tot je geen energie meer over hebt. Verschrikkelijk. In dat Methusala Mouse Project is een prijs uitgeloofd van een miljoen dollar geloof ik, voor de eerste wetenschapper die een onsterfelijke muis weet te fokken. Eigenlijk is het geen fokken maar maken. En nu is al ontdekt dat bij een laagcalorisch dieet de levensduur van een muis flink langer kan worden. Stel je voor. Weinig calorieën en je leeft langer. Ik heb duizend euro overgemaakt. Van mij mogen ze meteen de veroudering genezen. Ik wil blijven Friso. Ik ben nog lang niet aan het eind.

Friso wist niet wat hij van deze ontboezemingen moest denken. Inderdaad, hij had ook een bootje over de Styx zien varen als hij het overdrachtelijk bekeek. En ja, het was een vreemde gedachte dat bepaalde telefoonnummers en e-mailadressen uit zijn geheugen zouden verdwijnen. Heel geleidelijk omdat ze niet meer gebruikt werden. Dat hij wilde bellen en met de hoorn in de hand ineens besefte dat dat zinloos was geworden. En na verloop van tijd verdween de gedachte om de telefoon te pakken omdat een stem niet meer gehoord werd, een lijf niet meer gezien. Weg, verdwenen. Opgelost. Het hoorde bij het leven maar het was misschien wel een van de meest onacceptabele kanten van het bestaan. Wat Pan had gezegd, dat iemand begraven of gecremeerd is, voortlevend in herinnering en wat als de herinnering gestorven is, een genealogische vermelding en als het perkament vergaat of een of ander computervirus de data wist?

-Kom, zei Pan, het wordt tijd om een goed glas wijn te drinken of een biertje. Dat gesomber op zo'n mooie zondag zou verboden moeten worden.

Ze wandelden de Emmabrug af en liepen naar het museumcafé dat geopend was ondanks de verbouwing en opknapbeurt van het hoofdgebouw. -Zo even een rechts drankje in de slagschaduw van een linkse hobby, sneerde Pan: Maar weet je het ergste is dat deze linkse hobby wordt gerund door een rechtse opportunistische hobbyist die zijn eigen hachje op de voorgrond heeft gezet. In het Engels noemen ze dat heel toepasselijk 'He is saving his own ass'. Nou ik kan je wel vertellen......ach laat ik m'n mond maar houden voordat ik echt boos ga worden en straks nog ga pleiten voor het realiseren van ligplaatsen langs de gevels van dit nichtenpaleis omdat het met de kunst in dit museum toch niks meer zal worden.

Voordat ze plaats hadden genomen op het dunbevolkte terras had Pan de ober al gewenkt, de bestelling opgegeven en was zo driest op een tafeltje afgelopen dat de twee dames die net een kopje koffie hadden gedronken hun stoelen ontvluchtten en daarmee twee zitplaatsen voor de somberende nieuwkomers vrijmaakten.

Friso keek naar het station. Het stadsbalkon. Tsja. Bij een kringloopwinkel had hij eens een koekjestrommel gekocht waarop een foto van het station was afgebeeld. Het peerd van Ome Loeks stond nog gewoon in een grasperkje. Het stenen ros was nu verplaatst naar hogere sferen en was onthecht geraakt van de natuur. Friso vroeg zich af of het slecht was. Het was tenslotte geen paard van vlees en bloed. Ome Loeks en zijn peerd hadden waren sinds de herplaatsing voor het eerst een met hun natuur, hun aard, het materiaal waaruit ze zijn gemaakt. Altijd ging het weer over het aanzien, de beeldkwaliteit. En uiteraard, al die stalen rossen moesten ook ergens gestald worden en die hadden nu een droog onderkomen gekregen onder een stuk beton dat zich verhief alsof het uit de aarde wilde loskomen. Schijnbaar omhooggedrukt door een ongeëvenaarde natuurkracht. De openscheurende aarde van de apocalyps. Misschien was het daardoor maar goed dat het beeld van de koektrommel was verdwenen. Hier werd het beeld van de rauwe werkelijkheid neergezet en dat willen de mensen natuurlijk zien. Maar toch, soms als je de mensen hoorde dan wilden ze alleen maar terug naar iets dat nooit bestaan had.

De ober zette een glas wijn op tafel. Friso nam het glas en hief het om te proosten maar Pan was verdwenen. Had kennelijk zijn glas meegenomen of zou de stiekemerd niet eens voor zichzelf besteld hebben en gewoon vertrokken zijn zonder iets te zeggen. Bleef een merkwaardige, beetje ongrijpbare figuur. En daar zat hij dan, aan het Verbindingskanaal dat iedere mythische bijklank alweer was verloren. Niks Hades of Styx, geen Nooitgedachtland. Gewoon weer Nooitstad in Nooitland, voor het Nooitmuseum met een te koud glas rooie wijn. Je zou denken dat het de hoogste tijd werd voor een positieve gedachte. Een opwekkende gebeurtenis. Hoeveel vertrouwen kon Friso hebben dat zoiets vandaag nog zou gebeuren. Hij kon nog steeds besluiten om over de Werkmanbrug te lopen, het station binnen te gaan en een enkeltje te kopen naar Elders. Elders. Elders. Daar moest 'ie zijn: elders. Elders is het weer meestal beter. Elders is het vrolijker. Elders gebeurt het. Als Charon zijn Hades heeft en Peter Pan zijn Nooitgedachtland dan moest Friso zijn heil maar in Elders gaan zoeken. Weg uit de grauwheid van het bestaan, de eindigheid van het leven. Op reis om nooit weerom te keren. Op reis om te arriveren in een ondenkbaar paradijs. Hij schudde zijn hoofd. Een paradijs. Dat kon niet waar zijn. Laat staan dat je dat per trein zou kunnen bereiken. Nee. Hij moest eens even duchtig zijn gedachten opschonen alvorens overhaaste romantische beslissingen te nemen. De kop helder moaken zoals Olle Harm het altijd zei. Dat moest hij doen. Hij stak zijn arm op, de ober snelde op hem af en boog lichtjes: -Nog een glaasje wijn meneer? -Brengt u maar een fles, om te beginnen.

(wordt wellicht niet vervolgd)