Feuilleton: De Waterlijn afl. 12

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

De zondag vordert. Friso, koninklijke achterblijver in Groningen, heeft behoefte aan een borrel nadat hij van een wisse verdrinkingsdood is gered. Een ambulancebroeder heeft met doortastende reanimatie de prins in het rijk der levenden gehouden en de tot leven gewekte kikker heeft met een juridische wise-crack weten te voorkomen dat hij een boete kreeg voor wildplassen. Tijd om op een bankje op de Steenhouwerskade neer te zijgen en een contemplatieve blik over de Zuiderhaven en naaste omgeving te laten dwalen.

‘Het is een leugenachtig bestaan in een leugenachtige wereld’, mijmerde Friso. Zijn ogen trokken langs de contouren van de Nicolaas Mulerius. Het schip van de studentenzeilvereniging had een vaste ligplaats gekregen aan de Steenhouwerskade. Dit ondanks een bevlogen brief die Friso had gestuurd.

Betreft: Zienswijze ligplaats Nicolaas Mulerius


Geacht college van burgemeester en wethouders,


Naar aanleiding van de advertentie in De Gezinsbode maak ik gebruik van uw uitnodiging om een zienswijze op de hierboven aangehaalde ligplaats te leveren waarvan ik hoop dat zij zal leiden tot transparantie in het gemeentelijk beleid ten aanzien van ligplaatsen in het algemeen en die van woonschepen in het bijzonder.

Ten eerste is het verbazingwekkend dat een tot dusver (mij) onbekend schip van een onbekende vereniging op eerste aanvraag een min of meer permanente ligplaats wordt verstrekt in de Zuiderhaven. Om meteen de analogie met de Voorwaarts Voorwaarts en theaterschip De Verwondering te ontzenuwen: beide schepen kennen al een lange historie en band met de stad Groningen. Zeker voor De Verwondering die voorheen ligplaats vond in de Noorderhaven was het noodzakelijk een zekere ligplaats te regelen omdat het regime in de Noorderhaven nu een keer met het inmiddels politiek wat gevoelige adagium ‘vol is vol’ valt te karakteriseren. De Verwondering was een woonschip, werd een theaterschip en kent Groningen derhalve als bakermat van Theater te Water.

Nu is het niet mijn bedoeling om hier een vorm van xenofobie neer te leggen op grond waarvan de Mulerius geweerd zou moeten worden. Evenmin acht ik het een argument dat het hier een ‘mooi’ schip zou betreffen. Het begrip ‘mooi’ is, als het schepen betreft bevlekt met wat ik graag nostalgisch terrorisme zou willen noemen. Zo gauw iets drijft dient het te appelleren aan een vorm van sentiment dat met masten, bruine zeilen en andersoortige authentieke kenmerken ruimschoots is gekenschetst. Dat blijft ook altijd verbazen zeker in een stad als Groningen waar de architectuur van het hedendaagse terecht niet wordt geschuwd. Zo gauw het water in zicht komt is er blijkbaar een niet te beteugelen hang naar grootmoeders tijd.

Met bovenstaande zijn vooral twee subjectieve argumenten besproken die strikt genomen geen beletsel en geen aanbeveling kunnen zijn voor het (niet) inrichten van een ligplaats voor genoemd schip. Deze zienswijze gaat niet over historische en/of esthetische keuzes alhoewel ik weet dat het college dat als grondslag kiest voor het afwijken van regelgeving die is vastgelegd in zowel de Verordening Openbaar Vaarwater (VOV) en het daaraan gekoppelde Aanwijsbesluit alsmede, naar uit de advertentie blijkt, het bestemmingsplan Westerhaven. Het zorgwekkende is (ik beperk me tot de VOV) dat uw college binnen een jaar nadat de VOV opnieuw is vastgesteld al meent te moeten afwijken van de moeizaam tot stand gekomen regelgeving. Ik hoef u niet te wijzen op de geschiedenis ten aanzien van (de uitbreiding van) ligplaatsen voor woonschepen waar iedere zichzelf respecterende gemeenteraad zich diep voor zou moeten schamen. Om het even te vergelijken met de situatie in de woningbouw op de grond: mocht er een wachtlijst bestaan voor woningen waaruit zou blijken dat een derde van de stadsbevolking om woonruimte verlegen zit dan wel zo spoedig mogelijk zou willen verhuizen dan zou noch de raad noch het college het in haar hoofd halen om Sjoerd Kooistra een vergunning te verstrekken voor de bouw van een amusementscentrum Meerstad en daarmee een substantieel deel van de wooncapaciteit van deze nieuwe wijk op te offeren. Uiteraard gaat deze vergelijking op allerlei manieren mank hoewel zij in essentie juist is (ik heb bijvoorbeeld niet nagerekend hoe een ligplaats zich verhoudt ten opzichte van het totaal aantal ligplaatsen en hoeveel huizen in Meerstad zich zouden verhouden tot het totale woningaanbod in de stad; voorts hoop ik dat het niveau van de studentenzeilvereniging hoger en sympathieker is dan dat van de heer Kooistra, al doet de naam MayDay weinig goeds vermoeden). Dat deze situatie zich al meer dan tien jaar voordoet en er nog steeds geen concrete plannen (en zeer weinig financiële middelen) zijn om tegemoet te komen aan de wens tot realisering van nieuwe ligplaatsen voor woonschepen (ten overvloede zij nog maar weer eens vermeld dat de grondwet de overheid verplicht een inspanning te leveren voor voldoende woonruimte te zorgen) maakt het inrichten van deze ligplaats voor een schip dat ook nog eens bij aanwezigheid in Groningen een horecabestemming krijgt op z’n zachtst gezegd wrang. Overigens heb ik op zich niets tegen horeca maar ook daar druist deze uitzondering in tegen de VOV en andere relevante regelgeving: gemeente en WCG (en andere partijen) konden zich vinden in een beperkt aantal ligplaatsen voor bedrijfsschepen mits de aard van het bedrijf een directe relatie heeft met het water. Nu is er de opvatting dat op schepen veel gezopen wordt maar om vervolgens een horecagelegenheid, met zeer beperkte toegang, dan tot uitzondering te verheffen veroorzaakt tenminste een opgetrokken wenkbrauw. Deze opstelling van gemeente en WCG was mede ingegeven door het feit dat er zo weinig ligplaatsen voor woonschepen zijn dat het ongewenst zou zijn om schepen waar niet op gewoond wordt ruimhartig plaats te bieden. Ik geef het maar in overweging. Hoewel zeilen onmiskenbaar een wateractiviteit is voldoet dit niet aan de bedoelde bedrijfsactiviteit; het is te hopen dat de Gasunie geen zeilvereniging heeft of FC Groningen of….


In het verlengde van vorenstaande, wekt de inrichting van de ligplaats zelve nieuwsgierigheid. Aangezien het bedoelde schip gedurende de wintermaanden als sociëteit dienst zal doen, naar ik schat van september tot maart, veronderstel ik dat de nodige voorzieningen getroffen zullen worden. Ik denk daarbij in eerste instantie aan vaste aansluiting voor elektriciteit-, gas- en waterleiding. Het zou het college sieren als men enig inzicht zou kunnen geven in de kosten die daarmee gepaard gaan en wie deze kosten voor haar rekening neemt. Ook dit is interessant in relatie tot de reeds genoemde (on)mogelijkheden om te komen tot uitbreiding van het aantal ligplaatsen voor woonschepen. Overigens vroeg ik me juist af in hoeverre het onderhavige schip onder het regime van de RZB valt dan wel havengeld dient te voldoen. Hoewel het mijn zaak niet is, vraag ik me af in hoeverre dit schip als sociëteit dient te voldoen aan vergunningen die gesteld worden aan horecagelegenheden in de stad. Zaken als brandveiligheid, nooduitgangen en zomeer zouden al snel de reeds geroemde authentieke karakteristieken van het schip ernstig kunnen aantasten.

Tenslotte acht ik de handelwijze weinig chique richting charterschippers. Omwille van veiligheid voor hun in de winter verlaten schepen, hebben zij altijd pogingen ondernomen om ondermeer in de Zuiderhaven overwinteringsplekken te krijgen. Dat is niet gelukt (overigens vreemd gezien de sentimentele waarde van die schepen) en zij zullen met lede ogen constateren dat dat in dit geval kennelijk wel mogelijk is. Zij zijn evenwel uitstekend in staat hun eigen zaak te bepleiten.

Ik wil mijn vrees niet uitspreken dat (schip)bewoners van de diepenring mogelijkerwijs in de toekomst geconfronteerd worden met studenten in kennelijke staat die zich per roeiboot diep in de nacht luidruchtig over het water zullen verplaatsen. De Hermandad is beschikbaar om in te grijpen mocht het zover komen. Dit soort zaken komt voor in het centrum van een mondaine stad en dient met enige lethargie te worden ondergaan.

Veeleer wil ik resumerend vaststellen dat ik met gemengde gevoelens deze ontwikkeling aanschouw. Noch ben ik een verklaard tegenstander noch ben ik een verwoed voorstander. In het grotere kader van de ontwikkelingen met betrekking tot Watergang wekt dit soort rapide omzeilen van beleidsuitgangspunten en regelgeving weinig vertrouwen in de totstandkoming van beleid alsmede de medewerking die ik als woonschipbewoner daaraan zou willen leveren. De overheid toont zich hier van zijn meest flexibele kant en het zou diezelfde overheid sieren om dit vermogen ook eens aan te wenden voor een substantiële en duurzame verbetering van de relaties met en het scheppen van woonvoorzieningen voor mensen die op het water (willen) wonen.

Hopend u hiermede tot wijsheid te kunnen dienen, verblijf ik,

Met hoogachting

Friso Prins van Oranje-Nassau, van Vollenhoven


De door tante Beatrix benoemde burgervader en zijn gekozen vazallen hadden de brief genegeerd. Althans. Hij was een van de vrouwelijke wethouders tegen het lijf gelopen.

-Wat een geweldige brief Friso, had ze geroepen terwijl ze samen Het Kasteel betraden voor een of andere informatieavond.

Jazeker, Het Kasteel waar de onvolprezen Willem Frederik Hermans voldoende wrok had verzameld om uit te groeien tot ’s lands enige schrijver van internationale allure. De bloedeloze bejaarde die zich dichter des vaderlands mocht noemen, sinds zijn aanstelling met kleine letters geschreven, moest zich nietiger weten dan iedere druppel inkt die uit de pen van Hermans was gevloeid. Maar ach, de tijden waren veranderd en zelfs de leugenachtige verkiezing van een dichter was de val waarin een gerenommeerde landelijke kwaliteitskrant was getrapt. Randstedelijke onnadenkendheid had het afgelegd tegen provinciale geslepenheid voortkomend uit een onmetelijk minderwaardigheidscomplex. De grote lokale dichterromanticus Jan-Pieter Matras had zich ook voor het karretje van de tweederangs leraar uit Hoogezand laten spannen. Toch een teleurstelling. Drinkebroers. Prima, maar in een regel van een Matrassonnet stond meer zinnigs dan in het hele te wissen bestaan van de landsdichter ooit zou kunnen opduiken.

Ongetwijfeld werden de regels aangepast, hoopte Friso, nergens viel meer op te rekenen, om te voorkomen dat iedere rijmende boterlul in de komende jaren in willekeurig welk actualiteitenprogramma zou worden opgevoerd om zijn pindagedachten te ventileren over iets onaantastbaars als het oudste volkslied ter wereld, laat staan zich verzekerd weet van een kloeke plek op de voorpagina van een kwaliteitskrant als hij weer een rijmpje in elkaar heeft gesleuteld.


-De burgemeester wilde weten wie dat geschreven had.

-Maar jullie hebben er niets mee gedaan.

Het bebrilde hoofd met de verwarde haardos, ging van links naar rechts:

-Ja, je weet het. Je hebt gelijk maar….

Hij had het geweten. Had haar het liefst woest willen nemen in een van de duistere hoekjes van Het Kasteel. Als hij moest weten dat het college naar de pijpen danste van de verscholen machten in de stad dan kon zij net zo goed een dansje beginnen om hem uit alle macht te pijpen. Win-win-situatie werd dat wel genoemd.


Wrok en haat. Friso grijnsde als de rimpeling die over het water van de Zuiderhaven trok. Nee, de wethouder van financiën was een schat die hij nooit met een vinger zou aanraken. Hoogstens een vluchtige kus op de wang. Een blik van begrip. Begrip is onmacht. En zij wist het als ieder ander: de werkelijke uitoefening van macht speelt zich af in de spelonken van het vastgoed en de economie. Het theater waarin de lokale bestuurders hun rituele dansjes uitvoeren ter irritatie en vermaak van het volk, wordt geregeld vanuit de coulissen door gluiperige sujetten die elkaar staan toe te winken om het geld te laten rollen zoals het hen goeddunkt.


De brief was keurig beantwoord en toonde een en al begrip.


Het schip lag er bij als een ingedutte dronkelap. Nicolaas Mulerius had natuurlijk niets met boten of zeilen te maken. Hij was een luie en zuipende hoogleraar die in de vroege zeventiende eeuw in Groningen was neergestreken. Op de een of andere manier moest de zeilvereniging op de gedachte zijn gekomen dat zo’n figuur zou bijdragen aan het door hen te cultiveren imago. Of zou het zijn dat ze het schip die naam hadden gegeven omdat Mulerius ooit door een stel studenten was afgetuigd en dat de vereniging zich ten doel had gesteld dit schip flink af te beulen. Jammer dat de studenten er niet waren. Hij had graag een glas geheven om van de schrik te bekomen, hen om opheldering te vragen en de vereniging alsnog te feliciteren met het op oneigenlijke gronden innemen van een ligplaats. Bovendien was hij benieuwd of het schip wel gedoopt was zoals het hoorde.


Zijn nichtje was gedoopt zoals het hoorde. In Jordaanwater. Arm kind. Begon meteen te janken toen ze werd besprenkeld. Geen wonder. De gedachte dat dat het water was waar Jezus doorheen gewandeld zou hebben was misplaatst. Als dat zo was geweest dan was de Jordaan inmiddels een stinkende poel geweest. Tweeduizend jaar stilstaand water is slecht voor de kwaliteit en de gezondheid. En was diezelfde Jordaan niet de laatste veertig jaar de bloedrode levensader geweest van het eindeloos lijkende gebakkelei tussen Joden en Palestijnen. Ook geen stigma dat je als onbevlekte telg op je voorhoofd gestempeld wilt krijgen.

-Doe het niet, had Friso Alex voorgehouden: ook met dit soort archaïsche tradities moet je breken. Dit is geen watermanagement meer. Wat komt er niet bij kijken. Een van je bediendes moet naar Israël vliegen. Een jerrycan water scheppen, doet ‘ie dat trouwens aan de westelijke of de oostelijke oever, en weer terugvliegen. Onverantwoord als je het goed voor hebt met het milieu. Als de schrijvende minkukels van Nederland niet zo ingedut waren, hadden ze je genadeloos over de hekel kunnen halen. Je hebt geluk dat de venijnige pennen van Hermans, Reve en Wolkers zijn opgedroogd.

Alex had weer eens last van een identiteitscrisis en keek glazig voor zich uit. Friso keek hem bezorgd aan. Waren in zijn gezicht de eerste trekken van een zich ontwikkelende depressiviteit te herkennen? Dan zou hij op dat punt in ieder geval wel op zijn vader lijken.

-Bovendien krijg je van dat dopen alleen maar een hekel aan water en dat kunnen we niet gebruiken.

Friso had zijn hekel aan zwemmen teruggevoerd op het feit dat hij door pa en ma de kerk in was gesleurd om amper enkele weken oud te worden gedoopt. Ook hij had het op een krijsen gezet toen de druppels op zijn kwetsbare schedeltje spatten. Sindsdien was hij alleen met geweld onder de douche te zetten en had hij het behalen van een zwemdiploma ervaren als een vorm van kindermishandeling.

Hij had Alex aangeraden om nu eindelijk eens een knoop in zijn jongeheer te leggen.

-Hetzelfde probleem als opa, Lex. Je penetreert over links, dan krijg je alleen maar meisjes. Je kunt je suf neuken op deze dubbelpaspoortige juntanita maar een jongetje zal er nooit uit de conceptie ontstaan.


De Mulerius had eerst Emanuel geheten. Kennelijk hadden de studenten weinig fiducie dat god bij hen zou zijn en hun toevlucht tot deze schuinsmarcherende medicus-wiskundige-astronoom gezocht die overigens, maar dat zal wel in beschonken toestand zijn geweest, geloofde dat kometen de goddelijke voortekenen waren voor rampzalige gebeurtenissen. Als zij het schip niet op het droge, door een vrouw met echte champagne hadden laten herdopen zou deze naam een door god gezonden komeet blijken en vroeg of laat tot grote rampspoed leiden.


Rampspoed was deze zondag niet te verwachten. Nauwelijks wind, een bleke zon en het gebruikelijke gedoe rond het boothuis aan de overkant. Bejaarden die nog eens met lome slagen hun roeiboot voortstuwden in de richting van het Eemskanaal. Een instructeur die de jonkies vlak voor hem doof schreeuwde in een poging hen de grondbeginselen van het roeien bij te brengen onderwijl driftig trekkend aan de touwtjes van het roer in een poging te voorkomen dat de beginnelingen meteen de wal invoeren. Het moest voor de paar bootbewoners aan de Praediniussingel een wekelijkse geseling zijn om zo onbarmhartig de zondag te worden in geslingerd. Rustdag. Niet hier.


Friso streek door zijn natte haar. Hij voelde zich wat beter. Teveel dood en doop meegemaakt de laatste dagen. Is niet goed voor een mens om voortdurend met begin en eind van het leven geconfronteerd te worden. Het leven zelf is al een crime. Een opeenstapeling van leugens om de naakte waarheid te kuisen. Zoals een aantal lieden in deze gemeente wanhopig trachtten enig grandeur aan dit provinciestadje te geven. Met als nieuwste project, gedoemd tot mislukken: Het Groninger Forum. Bedenksel van de museumdirecteur die zijn jarenlange falende beleid trachtte te maskeren door met flikkerachtige charme het volgende megalomane project op stapel te zetten. Hij was met veel bravoure de stad binnengewandeld en had hoog van de museumtoren geblazen dat hij zou zorgen voor een rendabele bedrijfsvoering. Ruim zes jaar later zijn de tekorten nog steeds structureel, is het niveau van de tentoonstellingen tot een bedroevend peil gedaald en had hij als noodsprong de aandacht van zich afgeleid door met het forum op de proppen te komen. Ook in dat plan waren de eerste tekenen van een debacle al zichtbaar en het had Friso noch verbaasd noch verleid tot het plengen van een traan dat de eerste berichten over een aanstaand vertrek waren gepubliceerd. Met het staartje tussen de benen, het gezicht uitgestreken, het keurig gesneden pak als gegoten en met achterlating van een bijeengelogen werkelijkheid zou de stad wederom een hoop achtergelaten grofvuil van een opgeblazen passant moeten opruimen.


Het is de tragiek van de provinciestad. Zonder tragiek geen liefde, dacht Friso.

-Als de leugenachtigheid en de valsheid uit het bestaan verdwijnen, is de dood onherroepelijk ingetreden.


(wordt wellicht vervolgd)