22-12-2010 Brief van en aan gemeentelijk jurist Leeuw over VOV

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

Gemeentelijk jurist Robbert Leeuw heeft ons dit voorstel gestuurd dat wij op woensdag 21-12-2010 met hem hebben besproken. Tijdens dit gesprek had hij al toegezegd dat de bepalingen over verwaarlozing niet zouden worden opgenomen. Vandaar dat dat in onze reactie verder niet genoemd is al hebben we in de slotalinea duidelijk aangegeven wat volgens ons wel gewijzigd mag worden in de Verordening Openbaar Vaarwater. Onze brief staat onderaan deze pagina.

Verordening openbaar vaarwater 2010

I - Artikel 1 onder c komt als volgt te luiden:

c. ligplaats: plaats in het water die door een woon-, bedrijfs-, recreatie-, beroeps- of horecaschip bij verblijf wordt ingenomen;

Toelichting: Aan dit sublid wordt het begrip “horecaschip” toegevoegd. In concreto bestaat er op dit moment slechts 1 schip dat onder deze definitie valt, te weten het pannenkoekschip in het Schuitendiep. In het nieuwe Bestemmingsplan openbaar vaarwater is dit schip als zodanig benoemd, reden om deze benaming over te nemen in deze verordening.

II - 1 - Aan artikel 1 wordt onder l (L) een nieuwe begripsomschrijving toegevoegd die als volgt luidt:

l - horecaschip: een vaartuig of drijvende constructie, niet zijde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, dat geheel of grotendeels wordt gebruikt voor de uitoefening van een horecabedrijf; 2 - De navolgende begrippen worden verletterd.

Toelichting: Zie de toelichting onder I.

III - Artikel 19 komt als volgt te luiden:

Artikel 19 Schepen voor bijzondere, representatieve of horeca doeleinden 1.Het is verboden met een schip, aangemerkt voor bijzondere, representatieve of horecadoeleinden, een ligplaats in te nemen op andere plaatsen dan in door burgemeester en wethouders daartoe aan te wijzen kanaalvakken. 2.Van het verbod bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

Toelichting: Zoals onder I en II uiteen is gezet, is in het Bestemmingsplan openbaar vaarwater het begrip “horecaschip” ingevoerd. Om die reden is er ook voor gekozen om het oude artikel 18 (nu vernummerd tot 19) aan te vullen met het begrip “horecadoeleinden”.

IV - Artikel 1 onder p (verwaarloosd schip) komt als volgt te luiden:

p - verwaarloosd schip: een schip waarvan casco en/of opbouw zodanig onvoldoende zijn beschermd tegen water- en weersinvloeden dat de instandhouding van het schip, zonder daarvoor ingrijpender maatregelen dan het normaal te verrichten onderhoud te treffen, in gevaar komt. Een schip wordt tevens als verwaarloosd aangemerkt indien door gedeeltelijke afbraak, instorting, verwaarlozing of verandering van de woonboot de samenhang in boot en opbouw is verstoord; de detaillering van de wanden van de woonboot in ernstige mate wordt verstoord door (onderdelen van) installaties of door andere toevoegingen; daarop graffiti is aangebracht of anderszins is beklad; verflagen aan de buitenzijde op tenminste 30% van het oppervlak zijn afgebladderd; de woonboot aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk in ernstige mate is beschadigd; de vorm of het aanzien van de woonboot in overwegende mate wordt bepaald door objecten die op de woonboot zijn geplaatst.

Toelichting: De begripsomschrijving van een verwaarloosd schip was al opgenomen in de Verordening openbaar vaarwater 2002. De praktijk heeft uitgewezen dat er behoefte bestond aan een nadere precisering van het begrip verwaarloosd schip. Om die reden is de volgende aanvulling opgenomen:

“Een schip wordt tevens als verwaarloosd aangemerkt indien door gedeeltelijke afbraak, instorting, verwaarlozing of verandering van de woonboot de samenhang in boot en opbouw is verstoord; de detaillering van de wanden van de woonboot in ernstige mate wordt verstoord door (onderdelen van) installaties of door andere toevoegingen; daarop graffiti is aangebracht of anderszins is beklad; verflagen aan de buitenzijde op tenminste 30% van het oppervlak zijn afgebladderd; de woonboot aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk in ernstige mate is beschadigd; de vorm of het aanzien van de woonboot in overwegende mate wordt bepaald door objecten die op de woonboot zijn geplaatst.”

Op die manier is getracht om tot een nadere invulling van het begrip “verwaarloosd schip” te komen en worden concretere handvatten aangereikt om te kunnen handhaven.

V - Aan artikel 11 lid 2 (intrekkingsgronden) wordt een nieuw sublid toegevoegd dat als volgt luidt:

e.indien sprake is van een verwaarloosd schip als omschreven in artikel 1 onder p.

Toelichting: Op grond van artikel 11 lid 1 sub b was het in feite al mogelijk om een vergunning in te trekken wanneer een schip na vergunningverlening door de tijd heen was afgegleden in een toestand van verwaarlozing. Omdat het oude artikel 1 onder o echter sterk uitgebreid is ten opzichte van de Verordening openbaar vaarwater 2006, is er om die reden voor gekozen om het begrip “verwaarloosd schip” als specifiek benoemde intrekkingsgrond op te nemen. Bovendien wordt zo aansluiting gezocht met het al bestaande artikel 10 lid 1 onder n, waarbij voor de weigeringsgronden van een vergunning wel specifiek werd verwezen naar verwaarloosde schepen.

VI - Artikel 10 lid 1 onder n (weigeringsgronden) komt als volgt te luiden:

n. het schip waarvoor vergunning wordt gevraagd, verwaarloosd is, zoals omschreven in artikel 1 onder p.

Toelichting: Met de toevoeging “zoals omschreven in artikel 1 onder p” is voor eenieder duidelijk dat het gaat om de begripsomschrijving en de daarin geformuleerde criteria van een verwaarloosd schip van artikel 1 onder p.

VII - Artikel 26 (oud) wordt vernummerd tot artikel 27 (zie ook de opmerking hieromtrent onder IX sub 2) en komt als volgt te luiden:

Artikel 27 Verwaarloosde schepen Het is in het belang van het aanzien van de gemeente verboden om een ligplaats in te nemen of ingenomen te houden met een schip dat in verwaarloosde toestand verkeert. Onder een verwaarloosd schip wordt verstaan een schip zoals omschreven in artikel 1 onder p.

Toelichting: In het oude artikel 26 stond een verwijzing naar artikel 1 onder o. Vanwege de toevoeging van het begrip “horecaschip” in artikel 1 onder l (L) is laatstgenoemd artikel verletterd. Om die reden moet ook in artikel 27 (nieuw) verwezen worden naar artikel 1 onder p in plaats van o.

VIII - Artikel 3A van de Verordening openbaar vaarwater wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3A Voorbereidingsbesluit 1.In afwijking van artikel 3 houden burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om ligplaatsvergunning of –ontheffing aan indien er geen grond is om de vergunning of ontheffing te weigeren en voor het gebied, waarin het schip zal worden afgemeerd, vóór de dag van ontvangst van de aanvraag een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden, een bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd, een bestemmingsplan is vastgesteld, dan wel een bestemmingsplan na vaststelling is bekendgemaakt. 2.De aanhouding duurt totdat hetzij het voorbereidingsbesluit overeenkomstig artikel 3.7, vijfde of zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is vervallen, hetzij de termijn voor vaststelling van het bestemmingsplan ingevolge artikel 3.8 eerste lid onder e van de Wet ruimtelijke ordening is overschreden, hetzij de termijn voor bekendmaking van het bestemmingsplan ingevolge artikel 3.8, derde, vierde of zesde lid van die wet is overschreden, of het bestemmingsplan in werking is getreden dan wel in beroep is vernietigd. 3.In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de ligplaatsvergunning of –ontheffing verlenen indien het schip waarmee ligplaats zal worden ingenomen niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag om ligplaatsvergunning of –ontheffing overeenkomstig artikel 3.

Toelichting:

Dit artikel moest gewijzigd worden vanwege de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Zo bestaat er voor schepen niet meer de mogelijkheid om een vrijstelling (tegenwoordig: ontheffing) te verlenen van de regels van een bestemmingsplan en is ook voor het overige de regelgeving inzake voorbereidingsbesluiten en dergelijke zowel inhoudelijk als redactioneel aanmerkelijk gewijzigd.

Het is gelukkig geen probleem dat er geen vrijstelling of ontheffing kan worden verleend, aangezien het nieuwe Bestemmingsplan openbaar vaarwater in werking is getreden en er geen discrepantie meer bestaat tussen de planregels en de voorschriften van deze verordening.

De gewijzigde tekst sluit nauw aan bij de redactie van artikel 50 van de nieuwe Woningwet.

IX - 1 - Aan de Verordening openbaar vaarwater 2006 wordt een nieuw artikel toegevoegd, te weten

Artikel 13 Aansluiting op het openbaar rioolbuizenstelsel

1.Het is verboden om met een woonschip ligplaats in te nemen zonder dat het ertoe is ingericht om te worden aangesloten op het openbaar rioolbuizenstelsel en daarop daadwerkelijk aangesloten is en blijft. 2.Het vorige lid is niet van toepassing indien het vaartuig beschikt over een voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA) welke minstens voldoet aan kwalificatie klasse 2. 3.De ligplaatsvergunninghouder dient desgevraagd, of in ieder geval eens per vijf jaar na het aanbrengen van de voorzieningen als bedoeld in de vorige leden, periodiek bewijs te overleggen van de goede werking en aansluiting op het openbaar rioolbuizenstelsel zoals omschreven in het eerste lid of van de voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA) zoals omschreven in het tweede lid.

Toelichting: In het eerste lid staat de hoofdregel, namelijk dat een woonschip verplicht is om ertoe uitgerust te zijn om aangesloten te kunnen worden op het openbaar rioolbuizenstelsel en ook om daadwerkelijk aangesloten te zijn. Het tweede lid geeft een uitzondering, namelijk wanneer een schip beschikt over een goed werkende voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA). De in dit lid genoemde uitzondering op de hoofdregel biedt vergunninghouders de mogelijkheid om met het oog op praktische overwegingen (bijvoorbeeld om te kunnen varen) of in verband met technische obstakels te kunnen kiezen voor een IBA in plaats van aansluiting op het openbaar rioolbuizenstelsel. Met de omschrijving “voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA) welke minstens voldoet aan kwalificatie klasse 2” wordt gedoeld op een zogenaamde Individuele Behandelingsinstallatie van Afvalwater (IBA) die voldoet aan kwalificatie klasse 2 van het certificeringssysteem van het kwaliteitszorgbedrijf KIWA-Nederland. Met deze installaties worden met name zwevende stoffen uit afvalwater gefilterd. Een bewijs als bedoeld in het derde lid kan geleverd worden middels het overleggen van een schriftelijke verklaring van de eigenaar dat de aansluiting en installatie als omschreven in het eerste of tweede lid nog naar behoren functioneert.

2 - De daarop volgende artikelen worden alle vernummerd.

X - Aan artikel 10 (weigeringsgronden) wordt aan het eerste lid toegevoegd

p.blijkens de vergunningaanvraag niet wordt voldaan aan de eisen van artikel 13 lid 1 of 2

Toelichting: Deze extra weigeringsgrond dient te worden opgenomen om zo een aanvraag om ligplaatsvergunning op voorhand te kunnen weigeren wanneer wordt geconstateerd dat een schip hetzij niet beschikt over aansluitingsmogelijkheden op het openbaar rioolbuizenstelsel, hetzij niet beschikt over een goed werkende voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA). N.B.: een extra intrekkingsgrond is overbodig, gelet op het reeds bestaande artikel 11 lid 2 sub c.

XI - Vanwege de vernummering zoals omschreven in IX onder 2 worden onderstaande artikelen als volgt aangepast:

a - in artikel 6 lid 1 wordt “artikel 21” vervangen door “artikel 22”; b - in artikel 7 lid 2 wordt “artikel 20” vervangen door “artikel 21”; c - in artikel 18 lid 2 wordt “artikel 37” vervangen door “artikel 38”; d - in artikel 22 wordt “de artikelen 6 lid 1, 8 lid 1 en 19 lid 1” vervangen door “de artikelen 6 lid 1, 8 lid 1 en 20 lid 1”.



Onze reactie per 22-12-2010

Woonschepencomité Groningen Postbus 1130 9701 BC Groningen


Datum: 22 december 2010

Betreft: Voorstel tot wijziging VOV

Geachte heer Leeuw,

In antwoord op uw vraag in het gesprek op 21 december 2010, hetgeen nog eens per e-mail aan ons is gericht hierbij ons antwoord.

U vroeg ons of wij “kunnen leven met” één aanpassing in de Verordening Openbaar Vaarwater aangaande aansluiten van woonschepen in de commerciële kamerverhuur op het riool. Het antwoord op die vraag luidt bevestigend, maar het gestelde in uw mail dd. 21 december jl. met bijlage is van een andere orde en gaat ons veel te ver. Conform ons adviesrecht vastgelegd in het convenant tussen gemeentebestuur en WCG geven wij hierop dan ook een negatief advies.

Wij stellen er prijs op om het volgende onder uw aandacht te brengen.

De huidige Verordening Openbaar Vaarwater stamt uit 2006, en is naar de mening van het WCG om de volgende redenen aan een integrale revisie toe:

1.In praktijk blijkt de gemeentelijke regelgeving onvoldoende handvatten te bieden om misstanden in de commerciële kamerverhuur aan te pakken althans is het wellicht mogelijk de bestaande regelgeving aan te scherpen. 2.In praktijk blijkt de gemeentelijke regelgeving op het gebied van de zo gewenste woonkwaliteit en beeldkwaliteit contraproductief te werken op het gewenste resultaat. Arken worden in de Diepenring niet vervangen zolang is voorgeschreven dat dit uitsluitend mag gebeuren door authentieke schepen. 3.Enkele artikelen zijn onduidelijk en voor meerdere uitleg leesbaar waardoor er niet op gehandhaafd kan worden.

Daarnaast is de eis (in het Bestemmingsplan Openbaar Vaarwater 2009) van betere zichtlijnen op het water (5 meter tussenruimte) pas haalbaar als de, door eerder beleid ontstane, verdichtingen van schepen (“de zogenaamde arkenmuren” ) worden gecompenseerd met wissel-ligplaatsen.

In de zomer 2010 vond een eerste informeel overleg plaats tussen Gemeente en WCG over een nieuwe VOV. Wij hebben toen op basis van bovenstaande opsomming gemotiveerd aangedrongen op het in één keer aanpakken van de regelgeving, en: ten minste zo belangrijk: deze dan te koppelen aan uitvoerbare handhaving.

Op 21 december 2010 zaten wij opnieuw met u om tafel en gaf u de wens te kennen om toch voorrang te geven aan het aanpassen van de VOV op dit ene punt van de riolering met als doel het aanpakken van die commerciële kamerverhuurders die zonder aansluiting op het riool hun schepen met veel toiletten wensen te verhuren. Hoewel wij de gemeente van harte steunen om commerciële verhuur van woonboten te bestrijden, zijn wij van mening dat daar andere middelen voor beschikbaar zijn. De door u voorgestelde wijziging is namelijk in strijd met de Huisvestingswet waarin duidelijk is opgenomen dat er geen eisen aan schepen mogen worden gesteld. Ter herinnering sturen wij de betreffende passage mee die in 1991 door de Tweede Kamer is opgesteld bij het grotendeels intrekken van de Wet op de Woonwagens en Woonschepen van 1918.

Op basis van de voormalige Wet op Woonwagens en Woonschepen (Stb. 1918,492) gold tot 1991 het Reglement op woonwagens en woonschepen (Besluit van 28 juli 1919, Stb. 530). In dit Reglement werden eisen gesteld aan de inrichting en het gebruik van woonwagens en woonschepen. Zo gold bijvoorbeeld dat een woonschip "in goed onderhouden bruikbaren en soliden staat (moet) zijn (artikel 1 Reglement). Zie ook artikel 2 lid 3 Reglement:

"Het geheel moet steeds in een behoorlijken staat van onderhoud verkeeren;".

Bij Besluit van 21 juni 1991 (Stb. 1991, 395) is voormeld Reglement ingetrokken. In de toelichting op het intrekkingsbesluit is de reden voor de intrekking van het Reglement als volgt verwoord:

"De in de Wet neergelegde criteria waaraan de aanvraag om vergunning wordt getoetst, betreffen onder meer het hebben van voldoende middelen van bestaan en het strafverleden van de bewoners, alsmede eisen ten aanzien van inrichting en gebruik van het woonschip, neergelegd in een algemene maatregel van bestuur. De eisen uit die maatregel zijn momenteel verouderd. Voor de veiligheid en de bewoonbaarheid van het schip hebben zij geen enkele betekenis. Het ware denkbaar geweest dat deze oude eisen door nieuwe zouden zijn vervangen, maar daarvan is uit dereguleringsoogpunt afgezien. Voor bewoners van woonschepen is de verscheidenheid in de uitvoering van de schepen veelal één van de aantrekkelijke aspecten van de woonvorm. Juist die verscheidenheid bemoeilijkt het stellen van eisen die vergelijkbaar zijn met de eisen die vanuit het oogpunt van volkshuisvesting aan woningen worden gesteld. Deze omstandigheid en het gegeven dat woonschepen woonruimte bieden aan een relatief kleine groep van eigenaren/bewoners, maken het niet wenselijk om nieuwe regels voor de inrichting en het gebruik van woonschepen te stellen. Andere regels daarvoor worden door de overheid dan ook niet gesteld, ook niet in andere kaders. Wel kunnen op gemeentelijk niveau regels worden gesteld met betrekking tot ligplaatsen (zie artikel 31 van de Wet).".

In het kader van het Besluit Lozing Afvalwater Huishoudens (15-11-2007) heeft de gemeente voldoende mogelijkheden om handhavend op te treden tegen overtreders van dit besluit. Afgezien van het gestelde in de voorgaande alinea lijkt het ons discriminerend en grievend om in de Verordening Openbaar Vaarwater extra regelgeving op te leggen als het gaat om het verbod tot lozing op het oppervlaktewater. Daarbij laten we nog onvermeld dat het mogelijkerwijs intrekken van een ligplaatsvergunning en de omgekeerde bewijslast (de bewoner moet iedere vijf jaar aantonen nog steeds niet op het oppervlaktewater te lozen) draconische maatregelen zijn die tevens op gespannen voet staan met het door de gemeente Groningen gevoerde beleid dat huisbewoners en bootbewoners gelijkwaardig behandeld dienen te worden.

Resumerend betekent het dus dat wij alleen kunnen instemmen met de wijzigingen I, II, III en VIII zijnde de definities en daaruit voortvloeiende wijzigingen omtrent een ligplaats voor een horecaschip alsmede wijzigingen die noodzakelijk zijn vanwege de wijzigingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Verwachtend u hiermee voldoende te hebben geinformeerd, verblijven wij,

Met vriendelijke groet,

Bestuur Woonschepencomité Groningen