06-04-2012 Staatssecretaris onderzoekt fiscale gelijktrekking roerend en onroerend goed

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

Staatssecretaris Weekers wil bekijken of roerend en onroerend goed gelijk behandeld kan en moet worden wat betreft de overdrachtsbelasting en de vermogensrendementsheffing. Dit schrijft de staatssecretaris in antwoord op vragen van de SP in de Tweede Kamer.

Tot nu toe hoeven de kopers van woonboten geen overdrachtsbelasting te betalen zoals huizenkopers dat wel moeten. Momenteel ligt dat percentage vanwege de kredietcrisis op 2 %. De verwachting is dat dat weer teruggebracht wordt naar 6 %.

Ook blijkt dat mensen die woonboten niet voor eigen bewoning gebruiken dit niet hoeven aan te geven in box 3 bij de belastingaangifte. Eventuele leningen kan men wel bij box 3 aangeven. Dit zal gaan om woonboten die als vakantieverblijf worden gebruikt. Boten die worden verhuurd moeten wel in box 3 worden opgegeven.

Deze verschillen zijn duidelijk geworden nadat de Hoge Raad, volgens Weekers een onderscheid heeft gemaakt tussen zogenaamde waterwoningen en woonboten. Weekers zegt dat de terminologie niet van belang is maar dat het gaat om de termen roerende en onroerende zaken. Hij zegt het eens te zijn met de Hoge Raad dat een woonboot of waterwoningen die duurzaam met de grond verankerd zijn als onroerende zaak beschouwd moeten worden en waar dat niet het geval is, moet de term roerende zaak van toepassing zijn. Weekers vindt het echter niet acceptabel dat er qua belastingheffing onderscheid moet zijn en gaat kijken of hij daar iets aan kan veranderen.

Het is overigens raadselachtig hoe Weekers tot de conclusie komt dat de Hoge Raad onderscheid zou maken tussen waterwoningen en overige woonboten. Het arrest dat de staatssecretaris aanhaalt, stelt duidelijk dat de Hoge Raad vindt dat alles wat drijft en bewoond wordt, beschouwd moet worden als roerende zaak. Dit in tegenstelling tot de Raad van State. Dat rechtscollege vindt dat waterwoningen die duurzaam met de grond (onder water) verbonden zijn, moeten worden beschouwd als onroerende zaken. Deze uitspraak heeft echter te maken met de vraag of aan waterwoningen eisen gesteld kunnen worden in het kader van het bouwbesluit.

Dat deze verschillende interpretaties van de twee hoogste rechtscolleges van het land tot verwarring kan leiden (hetgeen staatssecretaris Weekers onbedoeld bevestigt) is door de LWO aangekaart bij de Raad van State.