WCG beziet hoe Noorderhaven in nieuwe wet past: verschil tussen versies

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken
 
(25 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[http://www.woonschepencomite-groningen.nl/images/0/09/2016-04-02_WCG_herziet_zienswijze_Noorderhaven.pdf pdf-printer versie]
 
 
 
 
Het nieuwe wetsvoorstel dwingt tot goed nadenken over de status van woonboten in de Noorderhaven. Gemeente en WCG zijn altijd uitgegaan van het idee dat de Noorderhaven een vrijhaven is, de enige plaats waar je een wooncarrière op het water kunt beginnen zonder je diep in de schulden te steken. Weliswaar is toestemming van de havenmeester nodig, en dat is weer van belang voor je inschrijving in het bevolkingsregister, maar alles ademt een hoge mate van vrijheid en is daarmee het verdedigen waard.
 
Het nieuwe wetsvoorstel dwingt tot goed nadenken over de status van woonboten in de Noorderhaven. Gemeente en WCG zijn altijd uitgegaan van het idee dat de Noorderhaven een vrijhaven is, de enige plaats waar je een wooncarrière op het water kunt beginnen zonder je diep in de schulden te steken. Weliswaar is toestemming van de havenmeester nodig, en dat is weer van belang voor je inschrijving in het bevolkingsregister, maar alles ademt een hoge mate van vrijheid en is daarmee het verdedigen waard.
  
  
'''Wetsvoorstel'''
+
'''Omgevingsvergunning, maar op grond van welk artikel in het wetsvoorstel?'''
 
 
Onze eerste interpretatie was dat artikel 8.2a lid 2 (géén vergunning of ontheffing vereist volgens gemeentelijke verordening) doorslaggevend was. De toekenning van een omgevingsvergunning in die gevallen maakte het onzeker of de vrijhaven nog als vrijhaven verder kon. Overgangsrecht heeft immers als consequentie dat de bestaande situatie wordt bevroren.
 
 
 
Deze eerste interpretatie werd aan het wankelen gebracht door de analyse van Cor Goudriaan, die het bewuste artikel las alsof het alleen gold voor gemeenten waar geen verordening bestond.
 
 
 
Maar Groningen kent de Verordening Openbaar Vaarwater, in het bijbehorende aanwijsbesluit ligplaatsen wordt de Noorderhaven '''''niet''''' genoemd als kanaalvak voor woonboten:
 
 
 
'''Artikel 6''':
 
 
 
''(…) [lid 1] Het is verboden met een schip een ligplaats in te nemen (…) buiten de door burgemeester en wethouders (…) aangewezen kanaalvakken (…).''
 
 
 
''[lid 2] Van het verbod (…) kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.''
 
 
 
'''Artikel 21''':
 
 
 
''(…) In afwijking van het bepaalde in de artikelen 6 lid 1, 8 lid 1 en 19 lid 1 kan in de Noorderhaven (…) ligplaats ingenomen worden (…).''
 
 
 
Tussentijdse conclusie: voor de schepen in de Noorderhaven geldt dus een ontheffing. Weliswaar niet op papier uitgerekt, maar evenzogoed een ontheffing.
 
 
 
'''Artikel 12''': ''Overdraagbaarheid vergunning of ontheffing''
 
  
''1. De houder van de ligplaatsvergunning of -ontheffing kan burgemeester en wethouders verzoeken om de vergunning of ontheffing voor dezelfde ligplaats op een ander (vervangend) woonschip of bedrijfsschip over te schrijven.''
+
Onze eerste interpretatie was dat artikel 8.2a lid 2 (géén vergunning of ontheffing vereist volgens gemeentelijke verordening) doorslaggevend was. Deze interpretatie werd aan het wankelen gebracht door de [http://www.corgoudriaan.nl/bouwwerk-verduidelijking-voorschriften-woonboten-bouwbesluit.html analyse van Cor Goudriaan], die het bewuste artikel las alsof het alleen gold voor gemeenten waar geen verordening bestond. Volgens deze lezing zouden de schepen in de Noorderhaven niet voor een omgevingsvergunning in aanmerking komen.
  
''2. In geval van een (vervangend) bedrijfsschip (…).''
+
Een andere mogelijkheid betrof de veelgehoorde opvatting dat schepen in de Noorderhaven een ontheffing hebben. Dan zou artikel 8.2a lid 1 (wèl vergunning of ontheffing vereist volgens gemeentelijke verordening) van toepassing kunnen zijn. Feit is evenwel dat de verordening een apart artikel (21) over de Noorderhaven bevat met een zodanige uitzondering van het ligplaatsverbod dat een afzonderlijke ontheffing voor elk schip overbodig is.
  
''3. De aanvrager van een ligplaatsvergunning of ontheffing kan burgemeester en wethouders verzoeken om de bestaande vergunning of ontheffing voor het betreffende woonschip of bedrijfsschip over te schrijven op zijn naam als nieuwe eigenaar.''
+
Die omschrijving brengt ons toch weer bij het eerdergenoemde artikel 8.2a lid 2 van het wetsvoorstel: geen vergunning of ontheffing vereist. De verwoording van dit artikel past perfect bij de situatie in de Noorderhaven, waarbij de verordening weliswaar een stelsel van vergunningen en ontheffingen oplegt, maar de Noorderhaven daarvan expliciet uitzondert.
  
Artikel 12 bevat geen uitzondering voor ontheffingen in de Noorderhaven. Deze zijn dus op dezelfde wijze overdraagbaar als andere ontheffingen en vergunningen.  
+
'''NASCHRIFT:'''<br>
 +
De zaak ligt toch genuanceerder dan het bij het verschijnen van het wetsontwerp leek. De Wet Verduidelijking Voorschriften Woonboten beoogt weliswaar zoveel mogelijk woonboten en woonschepen onder de werking van de WABO te brengen door ze als drijvende bouwwerken te kwalificeren, maar stelt daadwerkelijk varende schepen, waaronder ook woonschepen, daarvan expliciet vrij. Hetgeen hierboven is geschetst gaat dus alleen op voor woonschepen die in het geheel niet meer varen of die hooguit nog zelf naar de werf varen. Die laatste groep zal door de CvO-bepalingen uit de Binnenvaartwet vermoedelijk alleen maar kleiner worden.
  
  
Om een lang verhaal kort samen te vatten: die hele vrijhaven was sinds de bovenstaande bepalingen in de verordening werden opgenomen klaarblijkelijk niet meer dan een romantisch idee.
 
  
Maar ook de praktijk heeft laten zien dat de Noorderhaven eigenlijk is verworden tot een woonschepenhaven waar schepen met ligplaats verkocht worden.
+
* [http://www.woonschepencomite-groningen.nl/images/c/c8/VOV_Noorderhaven.pdf regelgeving Noorderhaven]

Huidige versie van 7 jan 2018 om 12:02

Het nieuwe wetsvoorstel dwingt tot goed nadenken over de status van woonboten in de Noorderhaven. Gemeente en WCG zijn altijd uitgegaan van het idee dat de Noorderhaven een vrijhaven is, de enige plaats waar je een wooncarrière op het water kunt beginnen zonder je diep in de schulden te steken. Weliswaar is toestemming van de havenmeester nodig, en dat is weer van belang voor je inschrijving in het bevolkingsregister, maar alles ademt een hoge mate van vrijheid en is daarmee het verdedigen waard.


Omgevingsvergunning, maar op grond van welk artikel in het wetsvoorstel?

Onze eerste interpretatie was dat artikel 8.2a lid 2 (géén vergunning of ontheffing vereist volgens gemeentelijke verordening) doorslaggevend was. Deze interpretatie werd aan het wankelen gebracht door de analyse van Cor Goudriaan, die het bewuste artikel las alsof het alleen gold voor gemeenten waar geen verordening bestond. Volgens deze lezing zouden de schepen in de Noorderhaven niet voor een omgevingsvergunning in aanmerking komen.

Een andere mogelijkheid betrof de veelgehoorde opvatting dat schepen in de Noorderhaven een ontheffing hebben. Dan zou artikel 8.2a lid 1 (wèl vergunning of ontheffing vereist volgens gemeentelijke verordening) van toepassing kunnen zijn. Feit is evenwel dat de verordening een apart artikel (21) over de Noorderhaven bevat met een zodanige uitzondering van het ligplaatsverbod dat een afzonderlijke ontheffing voor elk schip overbodig is.

Die omschrijving brengt ons toch weer bij het eerdergenoemde artikel 8.2a lid 2 van het wetsvoorstel: geen vergunning of ontheffing vereist. De verwoording van dit artikel past perfect bij de situatie in de Noorderhaven, waarbij de verordening weliswaar een stelsel van vergunningen en ontheffingen oplegt, maar de Noorderhaven daarvan expliciet uitzondert.

NASCHRIFT:
De zaak ligt toch genuanceerder dan het bij het verschijnen van het wetsontwerp leek. De Wet Verduidelijking Voorschriften Woonboten beoogt weliswaar zoveel mogelijk woonboten en woonschepen onder de werking van de WABO te brengen door ze als drijvende bouwwerken te kwalificeren, maar stelt daadwerkelijk varende schepen, waaronder ook woonschepen, daarvan expliciet vrij. Hetgeen hierboven is geschetst gaat dus alleen op voor woonschepen die in het geheel niet meer varen of die hooguit nog zelf naar de werf varen. Die laatste groep zal door de CvO-bepalingen uit de Binnenvaartwet vermoedelijk alleen maar kleiner worden.