Steven Elings over ligplaatsen en rechtszekerheid, oktober 2006

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

(Steven Elings is oud-bestuurslid van het Woonschepencomité Groningen en de Landelijk Woonboten Organisatie (LWO)


Informatie met betrekking tot ligplaatsen en rechtszekerheid

Tot ongeveer vijfendertig jaar geleden ontstond er voor de woonbootbewoners in Nederland geen groot probleem als om de één of andere reden de ligplaats voor de woonboot werd opgeheven. Men ging gewoon ergens anders liggen. Sedertdien is een groot aantal ligplaatsen verdwenen. Tegenwoordig kan men niet meer ergens anders gaan liggen. Er is een “stoelendans" om de ligplaatsen gaande. Wie zijn ligplaats kwijtraakt, raakt ook zijn schip, en dus zijn woning, kwijt. Gevolg: enerzijds het verdwijnen van bestaande woonruimte op het water en anderzijds een grotere rechtszekerheid voor de overgebleven (vergunde) ligplaatsen. Als gevolg van de grotere rechtszekerheid worden ligplaatsen voor woonboten aantrekkelijker voor een bredere groep mensen dan voorheen. Dit heeft weer het gevolg dat er een nog groter tekort aan woonruimte op het water (ligplaatsen) ontstaat. Dit probleem kan niet meer worden opgelost door het gedogen van al lang bestaande situaties, nu blijkt dat er door het steeds meer planologisch (weg)regelen van woonbotenplekken juist een extra tekort ontstaat. Door een combinatie van deze ontwikkelingen is er een grote vraag naar rechtszekerheid en (legale) ligplaatsen.


Enige feiten en overwegingen

1) Artikel 22.2 van de Grondwet luidt: Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid.

2) Artikel 1.3. b van de Huisvestingswet luidt: In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder woonruimte mede begrepen: een ligplaats voor een woonschip.

3) Artikel 31 van de Wet op de Woonwagens en Woonschepen (WWW) bepaalde onder meer, dat gemeenteraden bevoegd zijn bepalingen vast te stellen betreffende de plaats die woonschepen bij verblijf binnen de gemeenten innemen. Dit artikel is in maart 1999 overgeheveld naar de Huisvestingswet (artikel 88).

Artikel 88 van de Huisvestingswet is feitelijk de enige grond onder de ligplaatsen. Wonen op het water is hierdoor een erkende, normale woonvorm. Bovendien is artikel 88 van de Huisvestingswet de enige invulling die de rijksoverheid heeft gegeven aan artikel 22.2 van de Grondwet. De regering zegt onder meer dat gemeenten ten gevolge van het decentralisatieproces verantwoordelijk zijn voor het lokale volkshuisvestingsbeleid. Zij dienen zorg te dragen voor voldoende woonruimte ongeacht de gewenste woonvorm. De controle op het beleid van B&W ligt in eerste instantie bij de gemeenteraad. Naar mening van de Landelijke Woonboten Organisatie (LWO) schieten vele gemeenten schromelijk tekort in het uitvoeren van hun grondwettelijke plicht.

Er is op het water niet voldoende woonruimte. Dit blijkt onder meer uit: - alle beschikbare onderzoeksrapporten; - lang bestaande lange wachtlijsten; - het feit dat financiering en nieuwbouw van woonschepen vrijwel uitsluitend plaatsvindt op bestaande locaties; - het feit dat er tegenover de spectaculaire groei van het aantal woningen op de wal een daling staat van het aantal woonschepenligplaatsen wegens opheffing van vele ligplaatsmogelijkheden; - het feit dat gemeenten bij bestemmingsplannen altijd minder plekken maken dan dat er schepen zijn; - de ontwikkelingen als gemeld in de inleiding. Er is grote vraag naar meer ligplaatsen.


Wat regelt artikel 88 van de Huisvestingswet wel en niet:

- Artikel 88 van de Huisvestingswet is de enige invulling van het grondwetsartikel 22.2. Op grond van dit artikel is er per gemeente met openbaar water slechts het recht op één ligplaats geregeld.

- Artikel 88 van de Huisvestingswet regelt geen huurbescherming voor de ligplaats. Ligplaatsen die niet op artikel 88 van de Huisvestingswet zijn gebaseerd, vallen ook niet onder de huurbescherming.

Er is geen enkele wet die huurbescherming voor ligplaatsen regelt, terwijl in zo goed als alle gevallen de eigenaar van de ligplaats niet de eigenaar van de woonboot is. Er zijn dus verschillende belangen en het gaat om een eerste levensbehoefte (wonen). Dit vraagt om adequate regelgeving die past bij een normale, erkende woonvorm. Regelgeving om een eerste levensbehoefte toetsbaar veilig te stellen. Gemeenten zijn op grond van artikel 88 van de Huisvestingswet en de Gemeentewet bevoegd om één en ander te regelen. Ze kunnen dit bijvoorbeeld doen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit geldt echter niet voor andere overheden (Rijkswaterstaat, Hoogheemraadschappen, Waterschappen) en particulieren (Natuurmonumenten, Jachthavens). Zij zijn niet bevoegd op grond van enige wetgeving tot het regelen van ligplaatsen.


Conclusie

Voor wonen op het water is een aantal basisrechten niet geregeld dat bij het wonen op de wal vanzelfsprekend wordt gevonden, bijvoorbeeld: 1) huurbescherming ligplaats; 2) voldoende ligplaatsen voor bestaande bewoonde schepen; elk huis heeft een eigen plaats, maar niet elk bewoond schip heeft een vaste (legale) ligplaats, waardoor een ongewenste stoelendans ontstaat. Schepen worden weggejaagd uit gemeente A naar gemeente B (alwaar ze ook niet mogen blijven); 3) mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal woonruimten (ligplaatsen) voor woonschepen om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te brengen.

Er is dus op geen enkele wijze sprake van gelijkwaardigheid met andere woonvormen. Het past dan ook niet om wel plichten (welstandseisen, liggeldverhogingen, milieueisen enz. . enz. . .) te gaan regelen voor woonschepen en niet tevens de andere kant van de balans te willen verzwaren (huurbescherming voor ligplaatsen en eventueel ook voor de boot zelf, voldoende ligplaatsen enz. . . enz. . .).


Verzoek

De LWO vraagt aan de politiek namens vele woonbootbewoners en andere burgers om deze balans weer in evenwicht te brengen. Omdat wij, evenals u, niet terug willen naar de tijd zonder rechten en plichten, verzoeken wij u meer rekening te houden met de belangen en wensen van woonbootbewoners. Wij verzoeken de politiek tevens om druk uit te oefenen op partijgenoten in andere gemeenten om wat meer te doen. Wanneer alle "buren" wat meer zouden doen, dan zou dat wellicht een goede manier zijn om de druk op het water op een aantal specifieke locaties te verkleinen.


Hoe groot is het tekort aan ligplaatsen landelijk?

Hoe groot het huidige tekort aan (legale) ligplaatsen is, is niet bekend. De meeste ligplaatsbeheerders hanteren geen wachtlijst en er is meestal ook geen goed cijfermateriaal over de aantallen legale en illegale ligplaatsen voor woonboten. De LWO (Landelijke Woonboten Organisatie) heeft echter een telefonisch spreekuur voor woonbootbewoners die met vragen of problemen zitten. Naar aanleiding van dit spreekuur is bij de LWO het vermoeden ontstaan dat het huidige tekort aan ligplaatsen mogelijk 10% is van het totale aantal ligplaatsen. Kortom: 10% van de huidige boten is als gevolg van de stoelendans om de ligplaatsen in een illegale situatie terecht gekomen. Als dit juist is, dan zouden er 1.000 ligplaatsen moeten bijkomen om het tekort aan ligplaatsen in Nederland op te lossen. Er zou dan tevens voor gezorgd moeten worden dat er een eind komt aan saneer- en/of uitsterfbeleid. Denk hierbij vooral ook aan particuliere verhuurders van ligplaatsen.


Hoe groot is de vraag naar nieuwe ligplaatsen?

Gaat het om een probleem zonder einde? Ook deze vraag is over het algemeen niet goed onderzocht. De gemeente Groningen echter, heeft in 1997 wel een onderzoek (rapport "Kantje Boord") laten doen naar de vraag naar ligplaatsen. Het bleek dat er 126 mensen waren ingeschreven op de wachtlijst voor een ligplaats voor een woonboot die nu nog in een huis wonen binnen de gemeente. Dit was ongeveer 25% van het ligplaatsenbestand, maar ook ongeveer 0,07% van de bevolking. Of dit percentage ook landelijk geldt, is niet zeker. Het zou neerkomen op 11.000 ligplaatsen. Dat is een ruime verdubbeling van het aantal ligplaatsen. Toch zou een dergelijke hoeveelheid ligplaatsen zeker niet worden gebruikt. Er zijn geen woonboten voor. In de jaren '60 was er een sanering in de binnenvaart waardoor er een groot aanbod van kleine (historische) vaartuigen was. Vaartuigen die geschikt waren om als woonboot te gebruiken. De vaartuigen die tegenwoordig vrijkomen uit de binnenvaart zijn ongeschikt om als woonboot te gebruiken. Ze zijn veel te groot en veel te duur. Nieuwbouw van een betonnen ark is wel mogelijk, maar de bouwcapaciteit is beperkt, de prijs is aanzienlijk en lang niet iedereen wil op een betonnen ark wonen. Verder is nog op te merken dat een flink deel van de mensen dat voor het eerst op een boot gaat wonen, na verloop van tijd graag terug wil naar een huis.


Is het tekort aan ligplaatsen niet een luxe probleem?

Vaak krijgen mensen die op een boot willen (gaan) wonen te horen: "Je hoeft toch niet op een boot te wonen, je kunt toch ook in een huis gaan wonen!" Voor die groep mensen voor wie het alleen gaat om een mooie locatie aan of op het water, gaat het bij de vraag naar ligplaatsen om een luxe probleem. De locaties aan het water zijn beperkt en vaak duur. Wanneer een woonark op een mooie locatie wel haalbaar is, dan is het duidelijk dat het hier niet gaat om een principiële of gevoelsmatige positieve keuze voor een woonboot. Een groot deel van de huidige woonbootbewoners heeft echter zeer bewust voor de woonvorm gekozen. Ze willen op een woonboot wonen, zelfs als de locatie niet ideaal is. Dit is niets bijzonders, er zijn mensen die in woonwagens willen wonen ondanks beroerde locaties en er zijn ook mensen die in een flat willen wonen, zelfs als die in de Bijlmer staat. Voor de bewoners die nu meedoen aan het spelletje "stoelendans" dat voor hen is geregeld, is een ligplaats helemaal geen luxe. Het is voor hen het behoud van hun woning. Artikel 22.2 van de Grondwet luidt : Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. Dit artikel luidt niet: Bevordering van voldoende huizen is voorwerp van zorg der overheid. Je zou op grond van artikel 22.2 dus een vergelijkbare inspanning kunnen verwachten voor de verschillende erkende woonvormen. Wanneer men de vraag naar ligplaatsen slechts afdoet met het argument van: "We hoeven niets te doen, want het is een luxe probleem", dan is er sprake van een ongelijke behandeling. In dit verband is het opmerkelijk dat politici vaak de mond vol hebben over gelijkwaardig behandelen.


Ligplaatsen en bestemmingsplannen.

Zowel de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) als de LWO zijn een voorstander van het opnemen van ligplaatsen in bestemmingsplannen. In de praktijk is de invoering van een bestemmingsplan vaak een sanering van ligplaatsen. De discussie gaat meestal over welke ligplaatsen mogen blijven, terwijl er zelden wordt gekeken naar mogelijkheden van uitbreiding. Dit is er de reden van dat de LWO niet altijd staat te juichen als er een voornemen bestaat om een bestemmingsplan te gaan maken. Het voordeel van het opgenomen zijn in een bestemmingsplan ligt er voor een deel in dat de plannenmakers bij het bedenken van nieuwe plannen, de woonboten niet "vergeten" en dat er recht op planschade ontstaat.


Worden de ligplaatsen verkocht?

Ligplaatsen kunnen worden verkocht. Dat wil zeggen: de grond onder het water waar een (woon)boot ligt kan worden verkocht. De uitsparing in het water waar het schip in past kan niet worden verkocht. Voor "de plek in het water" geldt het recht van eigendom niet. Ten aanzien van ligplaatsen (woonruimte) voor woonboten, gelden heel andere regels dan voor andere woonruimten. De LWO vindt daarom dat de overheid zeer voorzichtig moet zijn met de verkoop van ligplaatsen. Het gevaar van "maffiapraktijken" zoals die bijvoorbeeld in Loosdrecht voorkomen, is groot. Het is niet voor niets dat de VNG heeft gekozen voor een publiekrechtelijke regeling om tot regelgeving te komen voor woonboten. Volgens een aantal functionarissen komt het in sommige gemeentes veelvuldig voor dat woonbootbewoners hun ligplaatsen met hun boot mee verkopen en op deze wijze veel geld verdienen. Er wordt zelfs beweerd dat dit nadelig zou zijn voor die gemeentes. Dit alles is naar mening van de LWO (en de rechter) grote lariekoek. Het lijkt wel alsof er wordt gepoogd de bootbewoner als een profiteur af te schilderen. Wanneer er een woonboot wordt verkocht, dan blijft de gemeente eigenaar van de ligplaats. De vergunning wordt ook niet verkocht. Wij verzoeken ambtenaren en politici om "zuiver" te redeneren en te formuleren. U wilt uw mening toch niet baseren op vooroordelen? Dat een woonboot zonder ligplaats minder waarde heeft dan een woonboot met ligplaats is juist. Zoals reeds gemeld, is een woonboot zonder ligplaats zo goed als waardeloos. Dit blijkt wel uit het feit dat het mogelijk is om voor een paar honderd euro aan een redelijke woonboot te komen. Van schadevergoeding wanneer een bootbewoner een ligplaats kwijtraakt is vrijwel nooit sprake. In dit verband kan nog worden opgemerkt dat de waarde van twee geheel gelijke huizen maar op een verschillende locatie, flink kan verschillen. De waarde van de plaats zit dus in de waarde van het huis verdisconteerd. Dit is bij woonschepen met een ligplaatsvergunning voor een bepaalde ligplaats ook het geval. Niets nieuws onder de zon. Het enige verschil is dat huizen niet verplaatst kunnen worden en woonboten wel. Bij zo’n verplaatsing verandert de waarde van de woonboot.