Reactie Klaas Koetje op analyse Cor Goudriaan

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken

Beste Cor,

Ik las je stuk in Vlot, het uitgebreidere op jullie website en heb ook het rapport Vaste Grond Onder De Voeten gelezen. Bijgaand tref je in ieder geval de brief aan die ik aan de Kamercommissie heb gestuurd.

Ik kan me grotendeels vinden in wat je schrijft. Ik vind het alleen vreemd dat je het publiekrechtelijk pleidooi uit het rapport min of meer verwerpt en daarbij direct weer het 'private' karakter van het eigendom erin betrekt. Daarmee vervuil je juist weer die publiekrechtelijke mogelijkheid en kom je tot onterechte afwijzing in mijn ogen.

Bij een zuivere publiekrechtelijke regeling zoals we die in Groningen kennen, wordt impliciet erkend dat het water cq. de grond onder het water geen eigendom kan zijn (zie ook BW Boek 5 artikel 20, 21, 27 en 28) behalve van de staat en het beheer door een publiekrechtelijk lichaam wordt gehandhaafd. Belangrijker nog is dat daarmee ook duidelijk is dat het water en de grond onder het water ook van belang is voor de rest van de (inwoners van de) stad wat betreft bijvoorbeeld de afwatering en daarmee dus van algemeen belang is. Die deuk die wij in het water maken doet daar niets aan af.

Zoals je (wellicht) weet wordt dit ook ondersteund doordat wij in Groningen roerend zaakbelasting betalen en geen liggeld of wat dan ook. Die RZB wordt geheven over de waarde van de boot en de veronderstelde waarde van de ligplaats(vergunning). Daarmee wordt dus via een belastingmaatregel een vergoeding betaald voor de meerwaarde die de ligplaats(vergunning) voor de eigenaar-bewoner oplevert ondanks het feit dat die bewoner geen eigenaar van (de grond onder) het water is. Er zijn een paar rechterlijke uitspraken sinds 2006 waarin dat is bevestigd.

Deze zuivere publiekrechtelijke aanpak heeft veel voordelen. Doordat de gemeente niet per bewoner een huurcontract afsluit/hoeft af te sluiten is de positie van de bewoners sterker. Immers de publiekrechtelijke regeling is voor iedereen gelijk. Dat maakt ook dat het een gezamenlijk belang is om op te komen voor een goede publiekrechtelijke regeling. In private huurcontracten kan de gemeente bewoners(groepen) tegen elkaar uitspelen. Een procedure voeren via het bestuursrecht is uiteraard veel eenvoudiger en goedkoper dan het voeren van een civiele zaak. En wat de RZB betreft: in de eerste plaats ontstaat een vorm van bescherming tegen extreme verhogingen omdat dan ook de OZB aangepast zou moeten worden. Het zal voor een gemeente veel vervelender zijn om bijvoorbeeld 50.000 woningeigenaren te zien protesteren tegen een verhoging van de OZB/RZB dan 500 booteigenaren tegen een precarioverhoging. Bovendien is er een richtlijn van de VNG waarin verhoging van OZB/RZB aan een zeker maximum is gebonden. Gemeenten houden zich daar niet allemaal aan maar het is toch een rem.

Dit publiekrechtelijke samenstel vind ik veruit het beste wat er te verzinnen valt. Het is rechtvaardig (iedere inwoner-eigenaar van een gemeente betaalt naar waarde van de woning) en het is gelijkwaardig (we betalen eenzelfde belasting volgens hetzelfde tarief).

Ik vind een van de grote missers in het rapport dan ook dat de situatie in Groningen helemaal niet ter sprake komt. Wij hebben als Woonschepencomité Groningen (en jij kent Steven Elings ook en Steven en ik hebben aan de basis van het bestemmingsplan UVOV in 1997 gestaan; ik heb de rzb-heffing in plaats van liggeld bedacht) meer dan 20 jaar in een goeie rechtspositie gestoken en dat bureau is niet bekend wat in Groningen wordt betaald. En dat, stelt het rapport ook vast, terwijl Groningen de tweede woonschepenstad en derde woonschepengemeente van Nederland is. Was dat wel gebeurd dan had ook bovenstaande publiekrechtelijke beschouwing ruimte kunnen krijgen. Zowel bij de interviews als bij de expertmeeting heeft men verzuimd Groningen erbij te betrekken terwijl dat een heel andere, niet-randstedelijke blik op de zaak had kunnen toevoegen.

Wat mij betreft is ook niet duidelijk in het rapport hoe de wettelijke constructie werkelijk is. De gemeente is de enige instantie die ligplaatsen voor woonschepen aanwijst (op welke manier dan ook) en andere waterbeheerders als rijk, provincie en waterschap moeten zwaarwegende argumenten (nautisch, milieu etc.) hebben om die ligplaatsen te weigeren. De overige beheerders behoren dus een veel terughoudender rol te hebben dan nu ook vaak de praktijk is. Daaruit vloeit voort dat aangezien de gemeente de enige instantie is die werkelijk een woonbotenbeleid kan hebben ook de enige instantie zou moeten zijn die daar een belasting voor heft. Ik denk dat het gedonder met het RVOB afdoende heeft bewezen dat andere instanties zich beter niet met woonbotenbeleid en de tarieven daarvan moeten bemoeien en een voorbeeld kunnen nemen aan stad en provincie Groningen waarbij de provincie expliciet zegt Wij hebben geen woonbotenbeleid en de belastingheffing ook aan de gemeente overlaat op die plekken waar ligplaatsen voor woonboten in provinciaal water zijn gesitueerd.

Over het walgebruik heb ik ook nog wel het een en ander te melden maar dat komt wellicht nog. Ik stel uiteraard je reactie op prijs.

Met vriendelijke groet,