Informele reactie Cor Goudriaan op de samenvatting en interpretatie van het WCG

Uit Woonschepen Comite Groningen
Ga naar: navigatie, zoeken


01-04-2016 Reactie Cor Goudriaan op uitnodiging van het WCG:

"Hoewel ik er al te veel tijd aan besteed heb, vond ik jullie stuk te interessant om niet door te nemen, hieronder mijn commentaar. Het roept een aantal vraagpunten op over het wetsontwerp."


" Varende woonboten worden wel vrijgesteld van het Bouwbesluit maar niet van de omgevingsvergunning. "

CG: omgevingsvergunning, art. 2.1, lid 1 WABO: niet voor bouwen (a), dus alleen nodig in de andere gevallen van deze bepaling, met name indien strijd met bestemmingsplan, dan omgevingsvergunning voor afwijken bestemmingsplan (c) nodig.


" De ligplaatsvergunning wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning. "

CG: Memorie van Toelichting maakt duidelijk onderscheid tussen ligplaatsvergunningen en vergunningen voor bouwen of gebruiken. Expliciet in § 9: "Het onderhavige wetsvoorstel bevat dan ook niet langer een omzetting van ligplaatsvergunningen in omgevingsvergunningen." daarom wordt niet meer bij wet bepaald dat de ligplaatsvergunning wordt opgenomen in de omgevingsvergunning, maar wordt dat aan de keuze van het bestuursorgaan overgelaten omdat bij verordening te regelen. Dit alles dus anders dan in de teksten van 2015. En de omgevingsvergunning die bij wege van overgangsrecht gaat gelden krachtens artikel 8.2a Wabo van het wetsontwerp is een omgevingsvergunning voor het bouwen, brandveilig gebruik of planologisch strijdig gebruik. En daaruit maak ik op dat die vergunning, behalve natuurlijk voor wat betreft het bestemmingsplan, niet ziet op de ligplaats.

Hoewel uit de wettekst niet helemaal duidelijk wordt of een vergunning "voor het (…) gebruiken van een woonboot " betrekking heeft op, door mij zo geformuleerd:

- een enge opvatting van gebruiken: het gebruik van de woonboot zelf, geheel los van de ligplaats (mijn opvatting), dan wel

- een ruime opvatting van gebruiken: "je kunt het gebruik van de woonboot natuurlijk niet los zien van de ligplaats" (Klaas).

WCG: Memorie van Toelichting, p14:

"Evenals in de Woningwet wordt in de Wabo overgangsrecht opgenomen voor woonboten en andere drijvende objecten die hoofdzakelijk worden gebruikt voor verblijf.

In het eerste lid van het nieuwe artikel 8.2a is opgenomen dat indien voor het bouwen of gebruiken van een woonboot of een ander drijvend object dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor verblijf voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel krachtens een provinciale of een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is verleend, die vergunning of ontheffing gelijkgesteld wordt met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a, c of d.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, is een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk.

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, is een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, (...)

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel d, is een omgevingsvergunning voor het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen."


" Schepen die geen ligplaatsvergunning of -ontheffing nodig hadden "

CG: die worden alleen geacht een omgevingsvergunning te hebben als ze (ook) geen vergunning nodig hadden voor bouwen of gebruiken.


" Verbouwing of vervanging door een reeds bestaande woonboot blijft mogelijk, in principe onder dezelfde voorwaarden die nu gelden, zonder aan de technische voorwaarden van het Bouwbesluit te hoeven voldoen. Er zal dan een nieuwe omgevingsvergunning afgegeven moeten worden. "

CG: ik ben niet helemaal zeker van de volgende stellingen, maar heb geen gelegenheid om dat nu verder te bestuderen:

- geldt dat ook voor vervanging door een reeds bestaande woonboot? Of wordt het afmeren van een bestaande maar andere woonboot gezien als "bouwen" ? En dus einde overgangsrecht?

- Ik meen dat er in die gevallen geen nieuwe vergunning afgegeven moet worden maar dat de bestaande vergunning gelijkgesteld blijft met een omgevingsvergunning (eerste lid) of dat de vervangende(?) of verbouwde woonboot gelijkgesteld wordt met een bouwwerk waarvoor rechtens het overgangsrecht een omgevingsvergunning is verleend.

WCG: Vervanging door bestaande woonboot, Memorie van Toelichting p6: "Als bestaande drijvende bouwwerken permanent op een andere plaats in het water worden geplaatst zal wel opnieuw een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig zijn. Er is dan feitelijk sprake van het nieuw plaatsen van het bouwwerk op die plek. Voor wat betreft de technische eisen zal moeten worden voldaan aan de eisen die in het Bouwbesluit zijn opgenomen voor het verplaatsen. Het is de bedoeling dat het bouwwerk dan verplaatst kan worden zonder dat er hoeft te worden verbouwd. Dan mag het bouwwerk in de bestaande staat elders worden geplaatst, mits voldaan wordt aan de overige vereisten (van niet technische aard) op de nieuwe plek, zoals welstand en ruimtelijke ordening. Voor zover nodig zal het Bouwbesluit hier ook op worden aangepast."


“Varende woonboten"

CG: Ik ben heel benieuwd waar de grens komt te liggen. Ik denk dat een woonboot die op een vaste ligplaats wordt bewoond en waarmee de bewoners zelf (zonder dat er sprake is van bedrijfsmatig varen) regelmatig varen niet bestemd is en wordt gebruikt voor de vaart, maar hoofdzakelijk bestemd is en wordt gebruikt voor wonen (geen in de wet opgenomen termen) en dus niet onder de uitzondering valt. De uitzondering is een uitzondering en bedoeld voor bijvoorbeeld charteren en historische vaartuigen. Maar ik kan het mis hebben.

WCG: Dit zal inderdaad een interpretatiekwestie worden. Met de zes genoemde, niet-cumulatieve criteria ligt het voor de hand dat een gemiddeld varend woonschip wordt bedoeld. Anders heeft de zorgvuldig geformuleerde uitzondering ook weinig zin. Ons inziens worden de termen "historisch" en "beroepsmatig" bewust vermeden in de beoordelingscriteria.

Verwarrend is dat op p12 van de Memorie van Toelichting sprake is van een cumulatieve eis: In de uitzondering is uitdrukkelijk gekozen voor de bewoording dat het gaat om schepen die bestemd zijn voor de vaart en worden gebruikt voor de vaart, om uitdrukking te geven aan het feit dat het gaat om schepen die kunnen varen en daadwerkelijk varen ook al is dat slechts af en toe. Het gaat hier dus om een cumulatieve eis. Daarmee ontstaat ook met betrekking tot deze schepen rechtszekerheid.


"Noorderhaven"

CG: Spannend. Als hier een regelmatige wisseling van schepen plaatsvindt, zou het kunnen zijn dat niet voldaan wordt aan het criterium van plaatsgebondenheid in de definitie van bouwwerk. Dan kom je (zie ook toelichting) niet meer aan de in dit wetsontwerp genoemde uitzondering voor varende schepen toe. Ook hier is weer de vraag waar de grens ligt, nu aan/van de plaatsgebondenheid. Daar is jurisprudentie over.


Veel succes en ik hoor het graag,

Met vriendelijke groet,

Cor Goudriaan

www.corgoudriaan.nl